125
DE GESCHIEDENIS VAN SOFIA VAN NOORTWIJCK.
Lang zou de tweedracht niet meer behoeven te duren,
want reeds op 2 Maart 1706 moest Sophia van Noortwijck
haar tweeden wettigen gemaal aan den schoot der aarde
toevertrouwen. Schitterend was hunne finantieele positie
toen waarschijnlijk niet, want zij betaalde voor begrafenis
kosten slechts zes gulden, d. w. z. zij vond de derde klasse
voldoende voor haar echtgenoot. Hoe hunne verhouding
geweest zij, veel had zij voor den man niet over, want
reeds op 12 April daarna, moest de Haagsche Schepen
bank ten behoeve van den koster en vier anderen arrest
leggen voor de begrafeniskosten en den 6 September 1704
moest het Hof van Holland dit arrest bevestigen.
Mama van Noortwijck heeft ook dit blijkbaar betaald.
Het moet reeds opgevallen zijn, dat Sofia haar echtgenooten
niet lang kon behouden, en dat deze na korte echtver-
eeniging het tijdige met het eeuwige verwisselden. Haar
eerste man stierf na een huwelijk van dertien maanden
en Barnewall hield het slechts weinig langer uit.
Wanneer wij nu vernemen, dat het Hof van Holland
op 15 September 1701 aan Jacob Pereyra verlof gaf om
zijn zoon Salomon, die te huis was om te genezen, naar
Amsterdam te voeren om aldaar van de Spaansche pokken
gecureerd te worden, dan is het geheim opgelost.
Als tweede bewijs voor dit feit kunnen wij de verklaring
aanvoeren van den Substituut-Griffier Mr. Simon Rozeboom,
die zooals wij vroeger gezien hebben, op weinig eervolle
wijze betrokken is geweest in de zaak van den Fiskaal
Hoflant. Rozeboom werd toen onder andere beschuldigd
Sofia van Noortwijck gedebaucheerd te hebben. Hij ont
kende pertinent ooit intiemen omgang met haar gehad te
hebben en staafde dit met de beweering dat: „de vlacken
en de sprake door de neuse, de etterbuijlen op het hoofd;
op de beenen en groote gezwellen aan de testiculen
doen vermoeden, dat zij had de Spaensche pocken”. Ook