138 DE PLUNDERING VAN DEN HAAG DOOR DE GELDERSCHEN. tijen van den Bisschop, van de geestelijkheid en de ridder schap, van de patricische burgers en van de democratische gilden, de Bisschop zich naar Wijk bij Duurstede terug getrokken en de hulp van den Keizer ingeroepen, toen anderen de Geldersche troepen in de stad hadden gehaald. De nabijheid van de rooflustige Gelderschen, wier plun dertocht in Hollands Noorderkwartier in 1517 nog in het geheugen lag, had de stadhouderlijke regeering in den Haag reeds zéér verontrust. Er was een algemeen plan van defensie opgemaakt, dat de versterkingen der steden regelde en ook voor het platteland eenige maatregelen trof r). Maar om den oorlog met kracht te beginnen, daarin hadden de Hollandsche steden niet veel zin. Op de ver gadering van 5 Dec. 1527 waren zij behalve Dordrecht, dat slechts op vermindering aandrong ten opzichte van het toestaan van een bede „eendrachtelick negatyf”, doch toen men den aosten weer bijeenkwam was deze stemming veel gunstiger en stonden zij het gevraagde geld toe, mits het uitsluitend ter verdediging werd gebruikt 2). Toen kwam de regeering in de Februari-dagvaard weer met een verzoek. Nu om den bisschop een jaargeld van vijfduizend gulden te verschaffen, dat hij bedongen had bij zijn aanbod aan den keizer om zijn wereldlijke heerschappij in zijn bisdom af te staan. Wel is waar vroeg men het geld niet direct en stelde men de steden slechts voor om haar crediet ervoor te verbinden en zoo het sluiten van een leening voor den keizer mogelijk te maken, doch de steden hadden toch slechts ooren naar deze nieuwe last, indien een paar voorwaarden werden vervuld, waar onder wederom deze, dat men slechts verdedigend tegen Zie het Memoriael van het Hof v. Holland (R. Archief) over dit tijdperk en het Register van A. v. d. Goes (ed. 1791) p. 100 en vlg. 2) Reg. A. v. d. Goes p. to8.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1911 | | pagina 147