DE PLUNDERING VAN DEN HAAG DOOR DE GELDERSCHEN. 143
Zie Nijhoff. Gedenkwaardigheden VI2 biz. XLV.
worvendat was tenminste bij de hooge ambtenaren dier
dagen lang geene zeldzaamheid.
Wat de Gelderschen zeker met graagte op de invloed
rijke leden van het Hof van Holland en met name op den
president Everhardi wreken wilde, was wel het vonnis vol
trokken aan hun landgenooten, die in Augustus 1516 een mis
lukte poging hadden gewaagd om het tegenover Schoonhoven
gelegen Nieuwpoort te verrassen. Maarten van Rossem
was met enkele anderen ontsnapt, maar 17 gevangenen
werden door de Bourgondiërs gemaakt en naar den Haag
gevoerd, waar het Hof van Holland de edelen tot den dood
met het zwaard, de anderen tot dien met den strop ver
oordeelde wegens verbreken van het vredesverdrag van
1513 Marcus van Weze, in zijn brief dien dood van
de „jonkeren Brakel en Broekhuizen” in herinnering bren
gende aan zijn broer, kon wel zeker zijn, dat deze door
dat aan van Rossem over te brengen den maarschalk nog
geneigder zou vinden tot het medewerken om van Weze
voldoening te geven. Buiten wat er in dien zucht tot
benadeeling der Hollandsche heeren voor persoonlijk ele
ment stak bij den Utrechtschen geestelijke, was deze vooral
ontstaan door de feiten door van Weze in den aanhef
van zijn brief vermeldde pogingen door de Bourgondische
regeering gedaan om in den Haag een opperst gerechtshof
voor de Nederlanden te stichten, waaronder ook met
medewerking van den Bourgondischen bisschop van
Utrecht het Bisdom vallen zou. Het is hier niet de plaats
het verloop dezer pogingen na te gaan, maar dat zij bij de
anti-Bourgondische partij kwaad bloed gezet hebben, vooral
tegen hen, die men voor „de rechte broythennen” en
„bellbynders” ervan hield, spreekt wel vanzelf.
Evenwel, de brief heeft Christoffel van Weze niet