DE GESCHIEDENIS VAN SOFIA VAN NOORTWIJCK.
7
Crim. Pap. Wed. N. i. d. o. Test. fol. 9.
Met het oog op de afzondering van een som van tach
tigduizend gulden, die heden ten dage allicht het vier
voudige van dit bedrag zou vertegenwoordigen, kan men
reeds opmaken dat het vermogen van de weduwe van
Johan van der Maa niet gering moet geweest zijn. Deze
meening wordt nog bevestigd door de tweede dispositie
van het codicil, die betrekking heeft op de toewijzing
van de buitenplaats „De Groene Woning” gelegen onder
Eik-en-Duinen.
De weduwe Van Noortwijck was door hare gunstige
finantieele positie in de gelegenheid deze bezitting over
te nemen en te behouden. Bovendien werd haar nog vrij
redenen, ons daer toe moverende, goetgevonden
hebben soodanich te doen, quame te opposeren ende
sulx die te querelleren, soo verclaren wij haer alleen-
lijck te institueren in de blote legitime portie haer
uyt onse goederen competerende, ende in het surplus
haere voorn, dochter Sophia van Noortwijck.”
„Ende nadien de woningh, genaemt de Groene
Woningh, met sijn appendentiën en dependentiën van
dien niet en dient in ’t gemeen te blijven, soo verstae
mits desen, dat bijaldien onse dochters Sophia van
Noortwijck ende Helena Kilgrew naer mijn ende mijns
huisvrouwe overlijden malkanderen in vrientschap niet
en connen verstaen wegens het aennemen van deselve,
sij beyde daerom sullen cavelen off loten, ende die
deselve wooningh metten aencleven alsdan te beurt
valt, sal deselve niet hoger behoeven aen te nemen
als tegen een somme van twee en dertich duysent
car. gis. niettegenstaende dat die ons veel duysenden
meer gecost heeft.”