178
HAAGSCHE STRAATNAMEN.
poortje, dat de toegang tot het Buitenhof afsloot. Aan de
zijde van het Achterom liep het onder een huis door.
In het begin van de 17e eeuw droeg het den naarn
van „de poort van den heere Advocaat Barnevelt” i) omdat
Johan van Oldenbarnevelt, die van 16011612 het groote
huis van Mathenesse in de Spuistraat bewoonde, hetwelk
een uitgang in de Gortstraat had, blijkbaar meestal van
deze straat en van het Stalsteegje gebruik maakte voor
zijn dagelijksche wandeling naar het Binnenhof
In 1731 werd verkocht een stal met eene „bewoninge
daar annex” van ouds genaamd de Gekroonde Koningsstal
aan de w.z. van het Stalstraatje of zoogenaamde Hofpoortje.
Bij den volgenden verkoop van 1747 wordt gesproken
van een stal, koetshuis, woning en erf van ouds genaamd
de Koningsstal aan de w.z. van het Buitenhof en het
Stalstraatje of zoogenaamd Hofpoortje. Op den anderen
hoek aan de zijde van het Buitenhof, stond een groot
fraai huis met hooge bordestrap in het midden, dat het
laatst bewoond is geweest door Mr. D. van Eek en in
1885 werd afgebroken voor den bouw van de Passage.
In het steegje, dat in het midden der 19e eeuw aan
de wz. nog door stallen werd begrensd, stond aan de
oostzijde een verdacht huis, waarschijnlijk de herberg de
„Drie Haesjes”, in den patriottentijd een der hoofdkwar
tieren van de Oranjepartij. 2) Bij den verkoop van dit
huis in 1725 wordt aan de oz. als belending genoemd
de „piqueurschuyr”. De ligging van dit steegje tusschen
de stal en de rijschool van den Prins inspireerde Huygens
tot het Latijnsche puntdichtje waarvan de Hollandsche
vertaling luidt8)
Ising: Haagsche schetsen dl. III, p. 294 en 302 e.v.
2) V. d. Bergh ’s Gravenhaagsche Bijzonderheden I p. 71
Die Haghe Bijdragen en Mededeelingen 1906 p. 380 en 38i.
8) Haagsch Jaarboekje 1898 p. 89.