HAAGSCHE STRAATNAMEN.
195
Uileboomen.
Reg. Conversiën van leenen fol, 16 vs.
In 1758 verleenden Schout, Burgemeesters en Schepenen
van ’s-Gravenhage aan Arien de Wit, veerschipper op
16e eeuw bekend als het huis van den heer van de Ketel
en in de 17e eeuw als het hof van Brederode, was een
leen van Holland en stond aan de z.z. van het Korte
Voorhout op den grond, welke thans wordt ingenomen
door de perceelen 17.
De woning en boomgaarden waarmede de heer Van
Hardenbroek in 1604 werd verleid, droeg hij op den-
zelfden dag, waarop de beleening plaats vond, over aan
mr. Reinout van Brederode, heer van Veenhuizen, maar
de landerijen behield hij met genoemden Sterlincx in
eigendom om ze als bouwgrond te exploiteeren. Beide
eigenaars verzochten derhalve aan de Staten van Holland
om „overmits de goede gelegentheyden van de voorss.
landerijen, de supplianten van meeninge waren, daervan
erven uyttegeven, omme op deselve verscheyden schoone
huysen te laten bouwen tot zeer grooten nut, gerieff ende
cieraet van den Hage”, deze landerijen te allodieeren, d. i.
uit leen vrij eigen goed te maken.
Nadat hierop bij besluit van 3 December 1603 goed
gunstig was beschikt, op voorwaarde evenwel dat het huis
met den boomgaard leen zoude blijven, deden zij een
straat aanleggen, uitkomende in de Lange Houtstraat, die
weldra Sterlingstraat werd gedoopt, terwijl een dwarsweg,
uitkomende op de Heerengracht, eerst Sterlingspad, maar
later, waarschijnlijk om verwarring te voorkomen met de
naburige Sterlingstraat, naar den vorigen eigenaar van
het leen, „Blijenburch" werd genoemd x).