i6
DE GESCHIEDENIS VAN SOFIA VAN NOORTWIJCK.
wij vermeld hebben onder de jongelieden, die vriendschap
pelijk verkeerden ten huize der weduwe Van Noortwijck.
in het jaar 1716 tot een accoord komen met hare crediteuren en
werd zij daarbij geassisteerd door haar zwager Salomon Pereyra.
Tusschen 5 Augustus 1716 en 26 Januari 1717 teekenden de
schuldeischers successievelijk bedoeld accoord (register 1512).
Eene dochter uit het huwelijk van Juda Pereyra en Sara
Abas genaamd Sara Pereyra Abas was op 10 Mei 1714 gehuwd
met Jozua Salvador, een zoon van Abraham Salvador. Zij
bracht een bruidschat mede van f60.000, een enorm bedrag
voor die dagen. Volgens eene acte van 3 April 1717 (register
1512) bevond haar echtgenoot zich op dit tijdstip te Vianen,
hetgeen bewijst, dat het toen reeds met zijne finantiën droevig
gesteld was.
Een tweede dochter Lea Pereyra was gehuwd met Jacob
Antunes en dit echtpaar had een geschil met hunne moeder en
met hun oom Salomon over de interpretatie eener dispositie
van hun grootvader wijlen Jacob Pereyra in dato 24 Augustus
1703. Deze dispositie betrof de uitkeering uit de vruchten
zijner usufructaire goederen aan de moeder, ten bedrage van
2000 gulden jaarlijks, voor ieder ongehuwd kind.
Deze dispositie komt voor in Jacob’s testament gepasseerd
voor Notaris Cornells den Haen (register No. 924). Wij ont-
leenen daaraan het volgende: Zijne voorkinderen Abraham,
Isaac, Moises en Aaron kregen eene legitieme portie. Zijn
huisvrouw Sara kreeg eene legitieme portie en eene filiale
portie en na te melden ususfruct.
Van Juda’s portie’s moesten f45.000 gekort worden, wegens
de schulden voor hem door zijn vader betaald.
Salomon kreeg zijne legitieme portie, waaruit f 2000 jaarlijks
betaald moesten worden aan diens vrouw Judica Nunes de
Bayona.
Tot executeurs en voogden van de minderjarigen benoemde
Jacob Pereyra vier zijner vrienden, nl. Abraham Penso Felix,
Dr. Mozes Raphael Salon, Mosés Antunes, en Jacob de Mercado.
Salomon Pereyra leefde nog in 1716. Zijn schoonzuster Sara
Pereyra Abas, wede. van Juda Pereyra compareerde met hem
op 26 Juni 1716 voor Notaris Pieter van der Burgh (register
No. 1511) voor een schuld van 7800 gulden aan Johannes
t Swaertveger, Mr. timmerman te ’s Gravenhage, voor een restant
van kosten van reparation.