26
DE GESCHIEDENIS VAN SOFIA VAN NOORTWIJCK.
geringen Mens dat ick ben dat ick het seekerlick
onder mijn niet sou Late dat ick daer imant voor
souw rickkonpenseere en ick sou daer oek gare voor
gerickonpenseert weese. Hoewel soo de Juffrouw haer-
self der niet an en kreunt soo sei ick het ter eerstte
bekent make an al de werrelt hoewel dat ick het niet
gare sou doen maer als ick het bevin dat de Juffrouw
daer voor geen sievilitijt blieft voor te toone soo sel
ick het moete an al de werrelt bekent make, hoe
wel dat het nogh geen mens in de werrelt en weet
van mijn, en mijn juffrouw ken daer van verseekert
weese dat het daer bij blijven sel en sel hier binne
een dagh of twe beschijdt op verwaghte verder sel
ick altijt sijn en verblijve uwen mejuffrouws onder-
danighsten Dienaer.
Den 22 July 1698. Jacobus Fredericks.”
Zij was niet karig met haar gunsten. In Augustus 1698
zette zij het hart in vlam van een Franschman, die haar
door zekeren heer Lopez had leeren kennen. Toen deze
tijdelijk in Brest vertoefde bij zijn vader, Monsieur de
de Bretot, schreef hij haar een zeer verliefden brief en
sprak daarin de hoop uit haar in Frankrijk te zullen ont
moeten. Zij was ook in relatie met D. Buysero 1),
die haar op 19 Juni 1698 uitnoodigde zijne hofstede te
bezoeken, zij mocht daarbij den bekenden heer meebrengen.
Uit de latere verhooren zal ons genoeg blijken, dat
zij op het punt der minne alles behalve exclusief was,
en dat ze in weerwil van de hartstochtelijke epistels, die
ze aan Pereya wijdde, zich in diens afwezigheid waar
schijnlijk ook door anderen van zeer nabij liet caresseeren,
en zulks vaak in bijzijn van Mama Noortwijck.
x) Vermoedelijk wel de zoon van den dichter Diderik
Buysero, Heer van Heeraertsheiningen.