DE GESCHIEDENIS VAN SOFIA VAN NOORTWIJCK. 35 Ik bid wil dit cleyne aenvaerden O schoonste, die ik weet op aerden. Maer ik wil spreecke van andere saeke En gaen eerst met U quade oogen na Aken. En com van daer met een helder gesigt Die sonder d’minste quael beschouwen het ligt. Maer wys verstandig jae schoon van Leeden Van Top tot Teen volmaekt besneeden Blank, Poezeligh, vol Soete Loncken Die selfs een blode wil ontvoncken. Zie Criseltje genoemd hiervóór biz. .20 2) Men denke aan de beteekenis .stille knip”. 3) Bedoeld is wel de graaf van Dohna. Van de Goude wil ik alhier niet spreecken Die heeft so wel als wy haer gebreeken, Nog ook niet van den Spirimenteerder, Want die is altans onze Tracteerder. Van Cryselen x) kniphuys 2) te Gouden, nog rencontreren Wil ik niets ter werelt melden, dat sou degouteren, Nog ook niet van de Graeff van Dort, 8) Voorwaer ik dee u daer veel mee te cort. Ik sou wel uwe Deugden afmaelen Cost ik naer waerde die maer ophaelen. dog die zijn onnoemelijk en veel had ik dog aen eenige maer weynig deel. Gy syt dog beleeft heus en goedigh Opregt vermakelyck en voorspoedigh Sonder ergh niet bitter, boos en sonder gal Plaisierig, openhertig, railliant en ook niet mal.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1911 | | pagina 44