DE GESCHIEDENIS VAN SOFIA VAN NOORTWIJCK. 47 vergevensgezindheid zijner ouders. Ze schreef o. a. „daar is geen goedtheyt te wachten van ontaarde mensen, se soeken ons maar op te houwe.” „Matie laet ie groete en die recomandeerie dat ie sorgh draght, datie ie obli- gassie weer sidt te kreygen, want se vresdt dat lacko se al sel geeygendt hebbe, hy heeft ons quaadt ghenoch ghedaan.” Het mag ons wel eenigszins verwonderen, dat Salo mon zich spoedig na zijn gedwongen vertrek naar Schoonhoven weer vrijer begon te bewegen, van daar uit uitstapjes ondernam, ja het zelfs waagde, zij het ook clandestien, zijn liefje in den Haag op te zoeken. Zoo begaf hij zich, waarschijnlijk om besprekingen met geldschieters te houden naar Delft, Gouda en naar Am sterdam. In deze laatste stad logeerde hij bij Jude Senioor, „joodts koopman op de Heregraft over het Besieshuys.” Toen Sofia meende dat de zaken spaak zouden loopen, drong zij er bij hem op aan, dat hij naar Vianen zou vertrekken en eindigde haar brief met de teedere woor den: „ik wil liever droogh broodt bij mijn ziel eete als sonder ie een coningin sijn.” De oude Pereyra weigerde de schulden van zijn zoon te betalen, zoolang deze niet te huis terug kwam, en reclameerde tevens van Sofia of van haar moeder eene obligatie van 50.000 gulden, die zij beweerden niet te bezitten. Sofia was op dit tijdstip in gezegende omstandigheden en deed pogingen om abortus op te wekken, want zij schreef hem „daar ik je laest van sey, dat gaadt ook voort en ik heb dat eens hier beproeft en dat lust me niet.” Wij zullen later zien wat mejuffrouw Van Pothoven hierover in het proces getuigde. Zij zat dus diep in de ellende en scheen er een oogenblik aan te denken weg’ te gaan, want in hunne briefwisseling is er sprake van om voor haar een pas te verkrijgen. Zij schrijft aan

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1911 | | pagina 56