63 DE GESCHIEDENIS VAN SOFIA VAN NOORTWIJCK. De Raadsheeren Fagel en Hinojosa waren belast ge worden met de instructie der zaak. Zij begonnen met het onderzoek der in beslag genomene papieren van Salomon Pereyra. Op 26 en 28 Juni werden Nathan Carion en de huis knecht van de weduwe van Noortwijck, Pieter Fobert in verhoor genomen, terwijl op 2 Juli, de dienstmeid Louise aan de beurt kwam. De weduwe van Noortwijck moest op 5 Juli reeds voor de Heeren verschijnen. Zij begon met stoutweg alles te ontkennen wat men haar en hare dochter ten laste legde en toonde zich uiterst verontwaardigd beticht te worden van zulke snoode wandaden. Andere getuigen werden vervolgens gehoord en nadat zij zelf op 6, 17, 18 en 20 Juli onder handen was genomen, gaf zij allengs het een en ander toe, om ten slotte op 26 Juli tot eene volledige bekentenis te komen. Sofia toonde zich minder halsstarrig, reeds bij hare eerste ondervraging op 6 Juli had zij bijna alles bekend wat men haar ten laste legde en elf dagen later be vestigde zij dit volmondig. Zij was daarbij zoo edelmoedig de schuld van haar moeder zooveel mogelijk af te weren, en ontkende ooit uitdrukkingen gebezigd te hebben, waaruit men zou kunnen opmaken, dat zij haar moeder verweet, haar op het slechte pad gebracht te hebben. Onder de getuigen, die in het geding gehoord werden treffen wij ook aan juffrouw van Pothoven, de dochter van wijlen Mr. Vincent van Pothoven, advocaat te’sGraven- hage. Haar getuigenis was tamelijk bezwarend voor de weduwe Van Noortwijck. Zoo vertelde zij onder anderen van zekeren Pieter, gewezen koetsier der weduwe ver nomen te hebben, dat Sofia een miskraam had gehad. De moeder ging toen op het Spui een spanen doos koopen, zij deed de vrucht daarin en begroef de doos onder een

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1911 | | pagina 72