66
DE GESCHIEDENIS VAN SOFIA VAN NOORTWIJCK.
soude wedergeven, doch dat zij die niet gekregen heeft.
Dat de voornoemde Salomon Pereyra somwijlen
soo wel in haar gevangens presentie alleen als in
’t bijwesen van andere menschen, met haar doghter,
gestoeyt, gekust en andere badineries gedaan heeft
Dat zij gevangen wel geweten heeft dat de voor
noemde Salomon Pereyra van tijd tot tijdt diverse
presenten aan haar gevangens dogter gedaan heeft,
en dat wel eenige in haar presentie gedaan zijn.
Dat deselve presenten onder anderen bestaan hebben
in vier graauwe paarden en een groene herlijn en
derselver toebehoorenin een tabbaard waerdich
omtrent drie hondert guldensin eenich porcelijn, en
andere zaken meer.
Dat de knegt van de voornoemde Pereyra ook aan
haar gevangens-huys heeft gebragt een silver lampet
en schotel met het wapen van Pereyra, zoutvat en
mostertpotten, twaalf lepels, twaalf vorken en elff
messen, voorgevende dat hij alle hetselve in haar
gevangens presentie aan zijn Heer soude overhandigt
hebben, om na de woningh te brengen tot gebruyk
van zijn Heer, doch dat zij gevangen egter gelooft,
dat de messen noch aan haar huis zijn.
Dat zij gevangen, na dat zij gesien hat en wist,
dat haar doghter van de voornoemde Salomon Pereyra
beswangert geworden was, aan deselve hare doghter
en aan Salomon Pereyra volcomen liberteyt gegeven
heeft, om met malcander alleen te zijn, en dat zij
gevangen oock wel verscheyde malen de deur van
de kamer in dewelke zijlieden waren, toegesloten heeft.
Dat haar dogter in de kraam gekomen zijnde het
kind bij haar gevangen is besteedt bij een minne.
Dat zij gevangen in den somer van den jare XVIc
negen en negentich met haar voornoemde doghter