In de maand Maart van 191i legde de heer Th. Morren de redactie dezer Bijdragen en Mededeelingen neder, welke hij sedert den jaargang 1900 had gevoerd. Het past hier zeker om met een enkel woord de verdienstelijke wijze te gedenken, waarop hij dat heeft gedaan, en waardoor hij deze verzameling van bouwstoffen voor de kennis der Haagsche geschiedenis tot een aantrekkelijke en door zeer velen ge waardeerde serie heeft weten te maken. Het Bestuur onzer Vereeniging heeft mij de niet lichte taak opgelegd zijne plaats in te nemen, en ik heb daarom trent geen betere wensch, dan dat het mij gelukken moge voor dit jaarboek de plaats te behouden die mijn voorganger ervoor veroverd heeft. Dat ik daarbij in de eerste plaats een beroep doe op hen, die van den vorigen redacteur de medewerkers waren, spreekt van zelf; velen kwamen mij trouwens reeds met beloften van steun te gemoet. Dat mij bovendien eene commissie van advies uit het Bestuur onzer Vereeniging terzijde staat gevormd door de heeren dr. W. Martin en dr. W. W. van der Meiden stelle, zoo noodig, lezers en medewerkers ten opzichte der leiding gerust. Na deze introductie moet mij de bekentenis van het hart, dat ik mijne redactie niet op gelukkige wijze begin: Wat nog nimmer gebeurd is, gebeurde nude Bijdragen komen niet slechts laat in het jaar, maar zelfs reeds eenige maan den in het volgende. Ik behoef niet te zeggen hoe mij dit verdriet, maar ik mag niet verzwijgen, dat ik in deze geheel onschuldig ben en dat het te late verschijnen uitsluitend te wijten is aan den schrijver vanhet laatste der in dezen bundel opgenomen artikelen, die met zijn copie eerst in 1912

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1911 | | pagina 7