X.
van den
hun werk aan de onvermoeide arbeidzaamheid
heer Van Rooijen te danken hebben.
Tot en met den jaargang 1899 bleet' bij hem de leiding.
Hij zag het „Jaarboekje” in ornvang en ook in waardij
toenemen. Het Huygensnummer (1897) en het Oranje-
nummer (1899) toonden wel wat er te bereiken viel.
Maar in September 1898 reeds had de redacteur, tenge
volge van een geschil met de Vereeniging, de redactie
neergelegd. Die Haghe droeg de redactie nu op aan den
heer Th. Morren.
Met hem begon in meer dan één opzicht een nieuwe
serie. Eerst was er verandering in den naam. „Bijdragen
en Mededeelingen” der vereeniging „die Haghe” zou
voortaan de titel zijn: almanak en zoogenaamd „Voor
werk”, waaronder ook het jaarverslag der vereeniging,
verdwenen uit het boekje, dat in zijn opzet een weten
schappelijker karakter kreeg. De nieuwe redacteur, of
schoon zelf betrekkelijk weinig leverende, wist steeds
nieuwe medewerkers te vinden dien hij onderwerpen aan
de hand deed en meermalen hielp uitwerken. Dewijl,
vooral door zijn werk als secretaris, de vereeniging haar
ledental zag verdubbelen, groeide de kring, waarin het
„jaarboekje” zooals men het noemen bleef gelezen
en gewaardeerd werd, gestaag. Daardoor was het moge
lijk de illustratie beter te verzorgen, en het geheel ruimer
op te vatten. Aan de firma Mouton mag de eer gegeven
worden dat deel van de taak des redacteurs zéér te heb
ben verlicht.
Zoo groeide de reeks tot een verzameling van gegevens
voor de geschiedenisonzer stad, hare instellingen, haar
bewoners. Maar hoe meer zij groeide, hoe bezwaar-