94
heer Stuurman, die tot executeur-testamentair van Z. Excellentie
was benoemd, vervoegde zich op 29 November van dat jaar bij
den heer Torner, voorzitter van den Kerkeraad, om hem toestem
ming te vragen om het lijk van den Gezant in de kerk te begraven,
waarvoor aan de kerk eene som van 100 dukaten zou worden ge
schonken, zonder eenige andere vergoeding, ook niet voor het graf.
Hij begaf zich naar de kerk om de plaats te bepalen, waar het
wapen zou kunnen opgehangen worden en, toen dit geschied was,
verzocht hij spoedig antwoord. Eene spoedeischende vergadering
werd toen opgeroepen, waarin de Kerkeraad besloot het lijk in de
kerk te ontvangen en het wapen naast dat van wijlen den heer
Freijman te doen hangen. Aan den koster werd vervolgens opge
dragen zich bij voornoemden heer Stuurman aan te melden, om
inzage te nemen van het testament of een uittreksel daarvan aan
te vragen. De executeur-testamentair deelde hem mede, dat hij den
volgenden dag tegen 12 uur 2 of 3 afgevaardigden voor voor
schreven doel zou ontvangen. Het ingesteld onderzoek liep naar
wensch af en op 6 April 1747 kon worden medegedeeld, dat de
ico dukaten, zijnde ƒ525.uit de nalatenschap van den heer Preijs
behoorlijk waren ontvangen.
Op 8 Juni van voormeld jaar werd eene gewone vergadering
gehouden, waaromtrent wij vinden vermeld, dat deze is belegd op
den tweeden Donderdag der maand en niet, zooals gewoonlijk, op
den eersten Donderdag, omdat op dien dag de Burgerlijke Schutterij,
waartoe verscheiden leden der vergadering behoorden, moest exer-
ceeren en zich „praepareeren tol de receptie” van Zijne Hoogheid
den Prins van Oranje-Nassau als Stadhouder dezer Provincie. Ook
vinden wij vermeld, dat de predikanten en gezamenlijke leden van
den Regeerenden Kerkeraad op den 18 Mei te voren bij Zijne Hoog
heid als Stadhouder, Admiraal en Kapitein-Generaal van deze pro
vincie, alsook van de overige provinciën der Vereenigde Nederlanden,
op audiëntie zijn geweest en Floogstdenzelven gefeliciteerd hebben.
Eene zelfde audiëntie hebben zij op den 22en dier maand gehad bij
de Gemalin van Zijne Hoogheid. De toespraken werden in het Neder-
landsch gehouden en Hunne Hoogheden, in dezelfde taal antwoordend,
gaven de verzekering van hunne toegenegenheid.
Tot 1751 komt niets belangrijks meer voor, doch in dit jaar, zoo
vinden wij vermeld, werden verschillende gebreken aan het orgel ge-
VAN DE OPRICHTING DER LUTHERSCHE GEMEENTE, ENZ.
I