voor genoemde som aan, terwijl Valkenburg hem behulpzaam zal zijn bij het opmeten en bepalen der juiste grootte en hoogte van het orgel. Tot 4 Maart 1762 schijnt men met dit werk al heel weinig voort gang te hebben gemaakt, doch op dien datum komt de Utrechtsche orgelmaker zelf over en deelt als zijne bevinding mede, dat het rugpositief van het orgel veel te klein is. Het moet vergroot worden met een prestant van 8 inplaats van 4 voeten, indien hij de oude prestant-pijpen met het ruggestuk overneemt, moet hem eene som van 100.worden bijbetaald. In Juni d.a.v. komen de teekeningen van het orgel met rugpositief en zijstukken gereed en wordt dit werk met bijlevering van het lindenhout voor f 425.— uitbesteed aan den beeldhouwer Franken. Op 2 September van genoemd jaar deelt Batz aan het kerkbestuur mede, dat het orgel op Zondag over veertien dagen zal kunnen bespeeld worden en verzoekt tevens, dat het werk bij die gelegen heid zal worden opgenomen, opdat hij des te spoediger zal kunnen vertrekken. Aldus wordt besloten, waarop de heeren Radecker uit Haarlem en Potholts uit Amsterdam worden uitgenoodigd om op 25 Sep tember het orgel te komen keuren, waarvoor zij ieder 12 dukaten en de organist der kerk, de heer Ebeling, 4 dukaten zullen ontvangen. Het orgel werd op gemelden datum goedgekeurd, waarna Batz in October wordt uitgenoodigd om het hem toekomende bedrag te komen halen. In dit en het volgend jaar worden nog verschillende werkzaam heden aan het orgel verricht, want we lezen, dat in Maart 1763 aan Van Weemen het verven en vergulden van ornamentwerk aan het orgel wordt opgedragen voor 250.en in April het vergulden van de beelden aan Christiaan Ronger voor f 180.—. Volledigheidshalve zij hier nog vermeld, dat in Augustus 1762 met de verschillende aannemers van den bouw kon worden afge rekend, waarbij met den aannemer Valkenburg tot wederzijdsch genoegen een accoord wordt getroffen in zake het hiervoor be sproken hangende geschil. Hoewel nog verschillende werken moesten uitgevoerd worden en het orgel, zooals wij zagen, eerst in September 1762 gereed kwam, was in October 1761 toch reeds besloten, dat de inwijding VAN DEN BOUW DER TEGENWOORDIGE KERK, ENZ. 103

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 111