130. het artikel omtrent „lijfstoebehooren” in dien zin te wijzigen, dat
daarvoor in het vervolg f 150.— minder zal worden uitgekeerd;
140. de nood- en ziekenpenningen op f 15.vast te stellen.
De predikanten berustten in de vermindering hunner wedden,
doch de drie diakenen konden zich niet vereenigen met de genomen
besluiten, inzonderheid niet met de opheffing van de kinderschool,
en drongen dan ook krachtig aan op intrekking dezer artikelen,
zoodra de kerk weer in een gunstiger financiëelen toestand zou
zijn gekomen.
Doch niet alleen in kerkelijke aangelegenheden, ook in het diaconie-
hofje aan de Beestenmarkt, dat veel van de financiëele draagkracht
der gemeente vergde, werd de grootst mogelijke zuinigheid betracht,
zoo zelfs, dat in 1787 besloten werd om aan Heeren Regenten de
huur op te zeggen, zullende voor het derven der huishuur „schade-
brood” worden gegeven. Het eind der zaak was echter, dat alles
bij het oude bleef en de oudjes van het Hofje niet uit hunne
woningen werden gezet.
Zoo naderde, zonder dat men er in geslaagd was de kerk uit
haren geldelijken nood op te heffen, het beruchte, rampspoedige jaar
1795, het jaar van zoogenaamde vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Tengevolge van een besluit der Volksvertegenwoordiging en op
last van het Comité voor Algemeen Welzijn moesten in gemeld
jaar alle wapenborden uit de kerk verwijderd en de Hertogbanken
afgeschaft worden.
De Kerkeraad, slechts noode aan dit bevel gehoorzamend, be
sloot met het wegnemen der wapens en het veranderen der „gedis
tingeerde” banken nog eenigen tijd te wachten, ten einde van de
eigenaars der wapenborden te vernemen, wat men daarmede moest
aanvangen. Toen echter van hoogerhand werd gelast, dat aan het
bevel tot verwijdering en verandering vóór 24 September moest
worden voldaan, werden de borden onmiddellijk afgenomen en tot
nader orde in het Hofje aan de Beestenmarkt opgeborgen.
Het ligt voor de hand, dat de financiëele toestand der kerk in
deze woelige en onrustige tijden er niet op verbeterde, zoodat de
Kerkeraad weder naar middelen moest omzien, om hare geldelijke
verplichtingen naar behooren te kunnen nakomen. Te dien einde
werd eene nieuwe regeling getroffen voor de steeds toenemende
SEW ij öjJ
no
VAN DEN BOUW DER TEGENWOORDIGE KERK, ENZ.
I