een lid der Utrechtsche orgelmakersfamilie, die herhaaldelijk het orgel stemde en repareerde, herstellingen aan het orgel noodig, waarvan de kosten door hem worden geraamd op f 2500. Eerst twee jaren later wordt hem de restauratie opgedragen, doch onder- tusschen waren de kosten tot ƒ3500.— gestegen, waarvoor eene rentelooze geldleening, met jaarlijksche uitloting van eenige aan deeltjes van ƒ100. werd aangegaan. De tegenwoordige verwarming der kerk werd in 1896 aangebracht en heeft met de daaruit voortvloeiende werken, alshet maken van schoorsteenen en vlonders, het verwijderen van zitplaatsen enz., 2000. gekost. Ter bestrijding dezer uitgaven ontving de gemeente eene gift van 1000. terwijl de overige 1000.— door leening werden verkregen. Zooals wij boven reeds hebben vermeld, werd de in 1883 en ’87 voorgestelde restauratie eerst in het jaar 1903 ten uitvoer gebracht. In het begin van Januari deelde de Voorzitter van den Kerkeraad aan de bijeen geroepen Vergadering mede, in welken treurigen staat van verval het kerkgebouw op dat tijdstip verkeerde. Voorziening was dringend noodig en eene afdoende herstelling mocht geen oogenblik meer worden uitgesteld. Volgens opgaaf der kerkrent- meesters waren de volgende werkzaamheden van den meest ur- genten aard al het lood in de dakgoten moest vernieuwd worden; de houten muurplaat, die op verontrustende wijze door het vocht was aangetast, vereischte, evenals de houten gootbetimmering, algeheele vernieuwing; de dakschilden moesten gereinigd en van pannen voorzien worden; de houten rooster op het dak moest door een nieuwen worden vervangen; het frontispies behoefde eveneens herstelling; en ten slotte waren belangrijke scheuren in de kerkmuren ont staan, die met bekwamen spoed moesten gedicht worden. Daarop besloot de Vergadering aan den architect Ehnle op te dragen een nader rapport uit te brengen, vergezeld van eene be- grooting van kosten, waaraan deze onmiddellijk gevolg gaf. Na een nauwkeurig ingesteld onderzoek werden de kosten der restauratie door hem geraamd op 32500.een bedrag dat den Kerkeraad met schrik vervulde, omdat men niet wist op welke wijze in deze enorme, doch tevens zoo dringend noodzakelijke uitgaaf ware te voorzien. VAN DEN BOUW DER TEGENWOORDIGE KERK, ENZ. 122 t (z I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 130