33
viering zou rusten, indien men het oog sloeg op den treurigen
toestand, waarin het inwendige van het kerkgebouw verkeerde.
Want in vele jaren tijds werd niets aan het zoo noodzakelijke
onderhoud der kerk ten koste gelegd, terwijl ook een grondige
schoonmaak onder deze omstandigheden geene overbodige weelde
zou kunnen genoemd worden. Deze toestand werd des te meer
betreurd, omdat het gebouw eene zekere mate van kunstschoon
bezit, helaas maar al te weinig gewaardeerd, en bij eene oordeel
kundige behandeling weer zijn oorspronkelijke cachet zou terug
winnen; daarvoor was o.a. noodig, dat plafond en muren werden
geschilderd en de massief eikenhouten meubelen, waarvan de
Hertogbanken, preekstoel en orgel van kunstig snijwerk zijn voor
zien, van de onteerende verflaag werden ontdaan.
Aangezien van verschillende zijden voor eene eventueele restau
ratie medewerking en financieelen steun was toegezegd, werd door
den Kerkeraad op gemelden datum in beginsel besloten:
a. tot restauratie van het inwendige van het kerkgebouw;
b. aan de Minister van Binnenlandsche Zaken subsidie te vragen
voor de restauratie van het kerkplafond;
c. de restauratie op te dragen aan het Uitvoerend Feestcomité,
hetwelk de bevoegdheid zou hebben dit mandaat op eene bepaalde
commissie uit zijn midden te endosseeren;
d. in afwachting van de ministerieele beschikking en de be
krachtiging daarvan door de Volksvertegenwoordiging, onmiddellijk
tot uitvoering der plannen over te gaan, met dien verstande, dat
het geheele werk zal geschieden buiten bezwaar van de kerkelijke
kas; dat al hetgeen meer zal worden verricht dan aan plafond en
muurwerk te voren aan de goedkeuring van den Grooten Kerkeraad
zal worden onderworpen, en ten slotte, dat de wekelijksche gods
dienstoefeningen zonder stoornis zullen kunnen plaats hebben.
Vier a vijf maanden vóór den voor de feestviering bepaalden
dag werd met het plaatsen van den steiger begonnen, waarna
onmiddellijk tot het schoonmaken en verven der wanden en van
het plafond werd overgegaan. Naar gelang de giften ruimer vloeiden,
werden geleidelijk meer verfraaiïngsplannen ontworpen en uitgevoerd;
zoo werd de fraaie Hertogbank, ook wel Prinsessebank genaamd,
omdat zij bij Prinses Marie der Nederlanden in gebruik was geweest,
het eerst van de verflaag ontdaan. Daarna volgden de andere over-
VAN DEN BOUW DER TEGENWOORDIGE KERK, ENZ.
125