146
Nu achtereenvolgens de bouwstijl en de geheele geschiedenis van
het huis zijn nagegaan, kan tot slot van dit schrijven beschreven
worden hetgeen van dit huis nog in 1901 bestond, vastgelegd in
eene plattegrondteekening en eenige photographische opnamen.
Beschouwen wij nu eerst den plattegrond. Na het ruime voorhuis
te zijn doorgegaan komen wij in den overwelfden gang, welke door
eene deur in het midden van den achtergevel in den tuin uitkomt.
Op dit voorhuis en dezen gang komen alle woonvertrekken en het
hoofdtrappenhuis uit. Op de beide dwarsgangen komen de voor het
dienstpersoneel bestemde kamers met haar trappen uit. De keukens
zijn door meergenoemden, alleen aan de straatzijde afgesloten,
buitengang, welke naar alle waarschijnlijkheid wegens erfdienstbaar
heid toch moest blijven bestaan, direct van de straat af te bereiken.
De drie binnenplaatsen zijn bij de groote diepte van het gebouw
ter verlichting der vertrekken, gangen en trappen onontbeerlijk.
De twee uitbouwen aan den achtergevel sluiten den tuin in,
zoodat architectonisch een schilderachtig effect verkregen is. Volgens
oude kaarten was de tuin in drieën gedeeld. De gedeelten langs
de afschuttingen, ter breedte der uitbouwen, waren moestuinen en
het middengedeelte was sierlijk in Marot’s trant als bloemtuin aan
gelegd, met geschoren haagjes, den theekoepel, vazen, enz.
De gevels werden in het laatste tijdperk van den Lodewijk XIV
stijl geheel vlak behandeld. Deze voorgevel slechts door een enkelen
voorsprong onderbroken, onderscheidt zich dan ook alleen door
zijnen eenvoud en de juiste onderlinge verhoudingen tusschen ramen
en deuren.
Daar thans niets meer dan de verdiepingramen met de bloklijst,
welke de goot draagt, overgebleven zijn, moeten wij ons ter ver
krijging van een juist beeld van den vroegeren toestand tot den
achtergevel wenden.
Van dezen nog oorspronkelijken gevel, zijn alleen enkele ramen
gewijzigd en eenige dakvensters verdwenen. Hij maakt met zijn
terugliggend hoofdgebouw, waarin de rustig omlijste en bekroonde
tuinuitgang tot één geheel met het verdiepingraam is verbonden,
ondanks zijn grooten eenvoud een voornamen indruk.
Aangezien de voorgevel gewoonlijk rijker is behandeld dan de
achtergevel, mogen wij hieruit besluiten, dat deze vroeger eveneens
eene architectonisch omlijste hoofddeur met bovenraam heeft bezeten,
HET HEERENHUIS NOORDEINDE N°. I40.