ir ï65 De invloed daarvan strekte zich natuurlijk over nog veel wijder kring uit. Immers ook velen van hen, die voor de telling een beroep opgaven, trokken inkomsten of moesten die trekken uit belegd kapitaal. Tot deze gezeten burgerij kunnen wij rekenen de 55 advo- katen, de 18 procureurs, de 45 notarissen, de 25 doctoren, 20 chi rurgijns, 35 apothekers; dan de enkele fabrikanten en groothandelaars, zooals 5 houtkoopers, 2 leerhandelaren, 3 spiegelhandelaars, 5 lakenkoopers, 2 boterhandelaars en evenveel kaaskoopers, 15 tabaks handelaren, 2 bierbrouwers en n wijnkoopers, 4 melkhandelaren 1 korenkooper; voorts een aantal officieren, 29 dienende en 77 ge pensioneerde, tezamen een 366 personen, die dan nog door „diversen” tot een 600 op te voeren zijn. Veel uitgebreider is natuurlijk de derde groep, die der kleinburgers. In Den Haag, waar de groot-industrie, ja zelfs de eenigszins uitge breide manufactuur geheel onbekend was, zooals ook uit het in dezen zelfden tijd opgemaakte Aperfii sur la Hollande van den intendant van Binnenlandsche Zaken d’Alphonse blijkt, waar slechts van één knoopenfabriek gesproken wordt, in Den Haag was zij waarschijnlijk wel de talrijkste klasse. Als detailkooplui, als winkeliers en als negotianten waren er al tezamen 484 opgegeven. Dan waren er tal van nijveren: schilders, lijstenmakers, verwers, timmerlieden, schrijnwerkers en wagenmakers, metselaars, stukadoors en steen houwers, koper- en blikslagers, loodgieters, tinnegieters, zwaard vegers en wapensmeden, dan molenaars, bakkers, suikerbakkers, grutters en groentehandelaars, kleermakers, schoenmakers, hoeden- en corsetmakers, zijdeverwers en bontwerkers en ten slotte een 350 herbergiers, koffiehuishouders en gaarkoks, alles bijeen een 4000 tal personen, een zeer krachtige groep dus, welker toestand, en welker door dien toestand bepaalde houding van grooten invloed moest wezen op de gebeurtenissen in de stad. Die toestand was, al evenzeer als in de hoogere standen weinig rooskleurig. Al deerden hun waarschijnlijk de slechte beurskoersen weinig, indirect gevoelden zij er de nadeelen zeker van. Immers de algemeene bezuiniging en bekrimping van hen wier verteringen anders den middenstanders een behoorlijk bestaan bezorgden, bracht stilstand en achteruitgang in bijna elk bedrijf. Het feit dat Den Haag ook had opgehouden vorstelijke residentie te zijn deed bovendien de belangrijke bron van inkomsten, die dit altijd geweest was, opdrogen. Daarbij kwam dan BEROEPEN VÓÓR HONDERD JAAR.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 173