166 nog een groote stijging van de prijzen der eerste levensmiddelen. Die stijging was reeds in de laatste tien jaren der i8de eeuw be gonnen en geregeld doorgegaan tot ze in 1810 haar hoogte-punt bereikte, toen in doorsnede deze prijzen sedert een menschen leven bijna tot het dubbele gestegen waren. Gedeeltelijk had daaraan natuurlijk het continentale stelsel schuld, voor het grootste deel echter was dat te wijten aan de algemeene malaise. Het eerste had men te danken aan de Fransche overheersching, de tweede was daarvan indirect het gevolg. En zoo ligt het voor de hand, dat juist de Haagsche kleine burgerij met zooveel geestdrift aan de op- standbewegingen in de April- en Novemberdagen van 1813 heeft medegedaan. Terwijl in Amsterdam vooral het arbeidersvolk op trad, waardoor den bezittenden klassen de schrik om het harte sloeg, zoodat alles in het werk gesteld werd om de orde te herstellen en de opstand ten onder te brengen, hetgeen zoo goed gelukte, dat tot 24 November Amsterdam zich niet bij Van Hogendorp en de zijnen heeft aangesloten, deed dit in Den Haag ook de midden stand en dat wel in zóó sterke mate, dat de gansche Haagsche beweging er door werd gekenmerkt. Die beweging onderscheidde zich door haar goedmoedig karakter en had niets van het opstandige der Amsterdamsche. Zoo behielden de leiders uit de aanzienlijke kringen er volkomen het stuur over, waardoor het plan tot oogenblikkelijke terugroeping van den Prins van Den Haag uit kon worden doorgevoerd. Deze voor de geschiedenis van 1813 gewichtige omstandigheid is niet te begrijpen, althans niet geheel te verklaren, zonder dat men de klassenonderscheiding van het toenmalige Den Haag kent, het geen door cijfers als de door mij reeds medegedeelde inderdaad mogelijk is. Nog duidelijker wordt dit als wij ten slotte aangeven welke per sonen tot de arbeidende klasse behoorden volgens de telling van 1811. Slechts ten opzichte van twee groepen vindt men daarbij eenigszins hoogere getallen. Dat zijn in de eerste plaats de 253 Scheveningsche visschers met hun 83 schippers en evenveel stuurlui, waarbij dan de vischkoopers en vischdragers komen om de 500 vol te makenin de tweede plaats de 66 turfdragers met nog bijna zooveel boterkruiers, waagwerkers, bierdragers, enz. Hier alleen onder de Haagsche arbeidersbevolking is een houvast voor iets dat BEROEPEN VÓÓR HONDERD JAAR. I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 174