i68 Nog andere zaken vallen er op te merken. Zoo het merkwaardig klein getal van hen, die wetenschap en kunst vertegenwoordigen. Rekenen wij de leeraren der Latijnsche school ten getale van 4, de 3 taalmeesters en de 58 schoolmeesters van elke soort tot de eerste catagorie, dan zijn daarbij nog slechts één meetkundige, 2 scheikundigen en 6 studenten te voegen. De 2 bibliothecarissen, die er inderdaad waren, komen in de lijst niet voor, zij zullen onder de ambtenaren verscholen zijn. Met de kunst is het al even matig: de spaarzaam aanwezige schilders zullen wij onder de 3 teekenmeesters en 5 graveurs te zoeken hebben; van de 12 beeld- opgegeven, zonder hun dienstbaarheid erbij te vermelden, doch daaruit valt dan toch wel de gevolgtrekking te maken, dat van groote werkplaatsen, met groot verschil tusschen bazen en knechts, geen sprake was en het type van de Haagsche werkplaats, die is van de kleine bazen, werkende óf alleen met minderjarige krachten, óf met deze en één, hoogstens twee groote knechts. Nog duidelijker is dat bij de steenbewerking: niet zoozeer bij de 120 metselaars, met 9 metselaarsknechts van wie hetzelfde gezegd kan worden als van de zooeven besproken groepen, als wel bij de 8 stucadoors en 3 knechts, 13 leidekkers en 7 knechts, 3 steen houwers en 1 knecht. Ook bij de leerbewerking waar wij 5 leer looiers tellen met 6 knechts, 20 zadelmakers met 3 knechts; terwijl bij de metaalbewerking vrijwel gelijke uitkomsten verkregen worden. Toch zijn er aan den anderen kant enkele bedrijven, welke, zij het dan elk op zich zelf van kleinen omvang, toch tezamen vrij groote cijfers aanwijzen, en welke daardoor dan wel eenigszins typisch zijn voor het Haagsche leven. Ik noem daaronder bijvoor beeld de verschillende met luxe samenhangende bedrijven. Al is er maar één „modezaak”, er is een speciale zijdenverwer, voorts telde men 8 borduurwerkers, 24 passementwerkers, 6 corsetmakers en 10 handschoenmakers. Dan waren er wel 9 suikerbakkers en 7 poeliers, 21 juweliers en 63 goudsmeden, zelfs 10 gouddraad- trekkers, 6 diamantwerkers en 3 slijpers. Dan, weer uit een andere categorie, 36 pruikenmakers en 1 reukwerkverkooper. Ten slotte om te bewijzen hoezeer Den Haag een stad was, reeds toen, van het vreemdelingenverkeer: 307 herbergiers, 6 logementhouders en 15 koffiehuishouders, 8 koks en 11 exploitanten van gaarkeukens. BEROEPEN VÓÓR HONDERD JAAR. I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 176