HAAGSCHE COHIEREN
door Dr. H. E. VAN GELDER.
I.
T 1ET is mijne bedoeling onder dit hoofd gaandeweg gegevens te
1 1 publiceeren over de vermogensverhoudingen, die in den loop
der tijden te ’s-Gravenhage hebben bestaan. De beteekenis daarvan
voor de ontwikkeling der stad en dus voor de kennis harer ge
schiedenis, behoeft zeker niet nader betoogd te worden. Dat in
hoofdzaak de belastingcohieren daarvoor in aanmerking ligt even
zeer in den aard der zaak. Zij toch zijn de eenige registers, waarin
op één zelfde oogenblik van zeer velen het vermogen bij schatting
werd opgenomen, zoodat zij voor vergelijking materiaal bieden.
Een ding is echter daarbij steeds in het oog te houden, n.l.dat
de oude cohieren in hoofdzaak berustten op eigen aangifte, en dat
voor de controle daarvan geen middelen ten dienste stonden van
de met de samenstelling der cohieren belaste ambtenaren. Zoo zijn er
voor ons, die thans somwijlen wel over zulke middelen beschikken,
doordat in enkele gevallen de famieliepapieren der aangevers voor
ons open liggen, nu en dan grove fouten te ontdekken. En het ver
moeden wordt er door gewekt, dat de cohieren bepaald onbetrouw
baar zijn. Elias heeft bijv., in zijn „Vroedschap van Amsterdam” ver
schillende malen gelegenheid om te wijzen op het verschil tusschen
de cijfers der cohieren en die van de uit andere gegevens blijkende
werkelijkheid
En desniettegenstaande geloof ik, dat de cijfers der cohieren toch
nog allerbelangrijkst materiaal zijn. Onjuiste opgaven van beteekenis
mogen hier en daar een paar personen veel lager doen stellen dan
met de waarheid overeenkomt, in het algemeen genomen is de
onderlinge verhouding toch wel goed doordat overal gelijke fouten
gemaakt worden. En meer juist dan op de absolute cijfers komt
(1627.)