H ’S-GRAVENHAGE IN 1812. door C. F. GIJSBERTI HODENPIJL. ET was een groot verlies voor ’s-Gravenhage, sedert het in ’t jaar 1808 had opgehouden de zetel te zijn van een gouver nement. De daaruit voortgevloeide verhuizingen van hooge ambte naren en de twee jaren daarna gevolgde inlijving bij het Fransche Keizerrijk hadden gaandeweg de bronnen weggenomen waaraan de stad zijn bloei te danken had. Wat na de annexatie niet weinig drukte was wel de tierceering en de duurte der koloniale waren door de hooge belasting en de verhindering van den invoer waardoor deze ten zuinigst bij de welgestelde lieden gebruikt en bij de geringeren geheel nagelaten werden, terwijl andere levensmiddelen en benoodigd- heden ook verre van goedkoop waren. Gefortuneerde personen, die geheel of voornamelijk van hun renten leefden, schaften koetsen en paarden, welke zij tot hiertoe onderhouden hadden, .af en vermin derden het aantal hunner dienstboden. In die achteruitgang deelden niet ’t minst vele voorname winkels en werkplaatsen welke bijkans niets te doen hadden, terwijl neringen en bedrijven reeds lang niet meer in bloei, nu nog meer kwijnden. Tengevolge van het afnemen van het vermogen der ingezetenen kwamen verscheidene huizen ledig of onder den moker te vallen als de eigenaars ze de grondbelasting niet meer waard achtten. Reeds in 1811 was aan het slechten van woningen hier en daar begonnen, maar toch deed zulks aan Den Haag dat 42150 zielen telde en aan zijn naam van voor „het mooiste dorp der wereld” door te gaan, zooals Baron d’Alphonse het in zijn „Aper^u sur la Hollande” uitdrukt, geen afbreuk. Ook Scheve- ningen vond bij d’Alphonse, die toen hier te lande Intendant van Binnenlandsche Zaken was een waardeerend woord wegens zijn mooie Huygensweg, dien het aan de residentie verbond, benevens het zeegezicht en het gebruik der zeebaden, welke voor velen zoo heilzaam waren. Niet minder trok van Fransche zijde de begraaf- M. S. tome II, p. 1211, Rijksarchief.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 186