196 Het is door mij bij mijne uitgave gecursiveerd. Beelaerts van Blokland, die zoo welwillend was mij toe te staan van haar en alle erbij behoorende stukken het gebruik te maken, dat mij gewenscht zou voorkomen. Ik achtte een volledige uitgave alleszins gerechtvaardigd. Men heeft daardoor inplaats van de ver taling het stuk zooals het geschreven is en kan er precies over oordeelen in hoeverre Mr. Gregory indertijd aan het bekorten ge weest is. Veel heeft hij niet weggelaten, slechts al datgene1) waaruit kon blijken, dat Van Riemsdijk in November 1813 aan de zijde stond der regeering, aan welke zijn eed hem bond. Wij staan daarvan nu ver genoeg af om tegen deze uitlatingen geen enkel bezwaar meer te hebben, zooals Mr. Grégory dat in 1864 had. Van Riemdijk’s houding lijkt ons in elk opzicht niet slechts ver klaarbaar, doch ook rationeel en behoorlijk. Dat hij, als een der jongeren wier inzichten en staatkundige overtuigingen gevormd waren in den Franschen tijd, en die hadden leeren arbeiden in de voortreffelijke school der straf-gedisciplineerde Napoleontische admi nistratie, niet ineens warm kon loopen voor eene beweging die zich duidelijk aankondigde als eene van reactie (:„terug naar 1794 spreekt immers zóó vanzelf, dat het eer verwonderen zou, als hij het wèl had gedaan, zeker als hij daarvoor den eed gebroken had, welke hem aan den Keizer bond. De memorie is waarschijnlijk opgesteld om te dienen voor de Fransche regeering, en dat wel in de eerste dagen na het uitbreken van den opstand, een brief van 18 Nov. toch zet het relaas voort, en gebruikt telkens gelijke uitdrukkingen. Behalve deze zijn ook enkele der andere brieven merkwaardig genoeg om ze in dit verband mede af te drukken. Het geheel doet ons de dagen van spanning van dichtbij doorleven, zóó als zij toeschenen aan iemand van de Fransche partij. Men leze de Gedenkschriften van Hogendorp en het Dagboek van Tullingh voor de opvatting van hen, die aan de andere zijde stonden. Als tweede stuk volgt de acte waarbij Faber van Riemsdijk het gezag overdroeg aan de heeren van de Provisioneele Regeeringde oud-regentenMr. J. Slicher, Mr. W. A.’t Hoen en Mr. A. Bachman. Het derde stuk zijn de notulen nier provisioneele regeering ge durende de allereerste dagen van haar bewind. VARIA OVER 1813. I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 204