Onder IV neem ik den brief op op 16 November door den maire
Mr. Isaac van Schinne uit Parijs aan den heer Faber van Riemsdijk
geschreven, die hoewel reeds afgedrukt in de brochure van den
heer Gregory in dit verband moeilijk kan worden weggelaten.
Onder V publiceer ik uit mij welwillend door Mr. Hemmingson
ten gebruike afgestane papieren eene volledige serie van de brieven
gericht aan de in April 1813 opgeroepen Flaagsche gardes d’honneur.
Het zesde stuk is een mij welwillend door Jhr. Mr. J. H. J.
Quarles van Ufford verstrekt excerpt uit het gedenkschrift door
zijn grootvader J. J. Quarles ambtenaar op de prefectuur onder
De Stassart, opgesteld. Over de gebeurtenissen in November zegt
het niets, daar de schrijver toen juist ziek was en zoodoende buiten
alle gebeurlijkheden bleef. Het werpt echter licht op de persoon van
De Stassart en bespreekt hem ongeveer op dezelfde wijze als een
ander ambtenaar, de latere griffier der Staten van Zuid-Holland, Ten
Zeldam Ganswijk het deed in zijn Bijdragen deel II blz. 288 en vlg.
Document VII is het rapport van den bekenden politie-commis-
saris A. Ampt over het opstootje op 10 November, waarvan men
eerst verwacht had, dat het de omwenteling een begin zou doen
nemen. Van Styrum althans had toen reeds, zooals Van Hogendorp in
zijn Gedenkschriften mededeelt een strooibillet in zijn zak, om het
te kunnen verspreiden als de gelegenheid zich voordeed. Het bleek
evenwel nog iets te vroeg te zijn.
Onder VIII druk ik een opgave met statistische gegevens af over
onze stad in 1813, samengesteld door J. G. Tromp, die in 1813
klerk op het stadhuis was.
Ten slotte geef ik ter wille van de curiositeit eenige rekeningen,
door herbergiers, Scheveningsche voerlieden en anderen bij het stads
bestuur ingediend voor logies, wagenvrachten enz., in dienst van
den opstand verleend of verricht. Men kan er onder andere uit
opmaken hoe de eerste dagen van ’s lands onafhankelijkheid voor de
bewoners van ons zeedorp buitengewoon voordeelig zijn geweest.
197
VARIA OVER 1813.