198 I MEMORIE OVER DE NOVEMBERGEBEURTENISSEN IN 1813, opgesteld door Mr. FABER VAN RIEMSDIJK, waarnemend Maire van den Haag. x) I- Les .nouvelles contenues dans le Moniteur du 29 Octobre causè- rent dans cette ville une forte sensation. Le bruit de la capitulation du Prince d’Eckmühl et de l’approche des ennemis du cóté de 1’Yssel ainsi que beaucoup d’autres bruits alarmants qu’on répandit causèrent une fermentation trés visible. J’instruisis de suite M. le Préfet de ces circonstances, elles ne lui avaient pas échappées non plus, et nous concertames les mesures que 1’on pourrait prendre pour assurer la tranquillité et veiller a la süreté des personnes et des propriétés. Comme le régiment du Texel était entièrement parti aussi que la grande moitié de la compagnie de reserve il ne nous restait de forces dans cette ville qu’une compagnie du centre du 4e Regiment étranger et environ 70 hommes de la compagnie de reserve. Nous convmmes que dans ces moments critiques il faillait se servir de 1’influence des principaux habitants de la ville pour inspirer la tranquillité au peuple et tacher de prévenir par la tout mouvement 1) Mr. Jeremias Cornells Faber van Riemsdijk, geb. in 1787, vestigde zich na zijn promotie als advocaat in Den Haag. Spoedig kwam hij in openbare betrekkingen tot hij in 1811 adjunct-maire werd. Toen op 1 Nov. 1813 de maire J. van Schinne met den oudsten adjunct-maire naar Parijs was vertrokken om de Keizerin te complimenteeren, moest F. v. R. de functiën van den maire waarnemen als oudste adjunct. In de bewogen Novemberdagen vertegenwoordigde hij dus het stadsbestuur. Nadat hij zich 17 Nov. uit het openbaar leven teruggetrokken had, bleef hij korten tijd ambteloos, spoedig werd hij weer lid van den Haagschen gemeenteraad. Hij werd ten slotte advocaat, nam een werkzaam aandeel in het politieke leven en werd zeer gewaardeerd om zijn kunde en scherpzinnigheid. Hij overleed in 1863. I I VARIA OVER 1813.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 206