Vergadering gehouden op Donderdag den 18 November 1813
des morgens ten 10 uuren.
Present alle de Leden.
De vergadering geopend zijnde is door den Heere Grave van
Limburg Stirum berigt dat in den afgelopene nacht alles rustig
was gebleven, dat Zijn Ed. zeer tevreden was over het gedrag der
goede Ingezetenen, dat provisioneel een wacht te paard was ge
organiseerd om de rust en goede orde te helpen bewaken.
Zijnde de Heer van Stirum vervolgens bedankt voor de vriend
schappelijke communicatie, vervolgens is door den Heer Mr. M. H.
van der Goes aan de leden gecommuniceerd dat zig 150 man der
Burgers vrijwillig hadden aangeboden om voor de rust te zorgen,
tevens verzoekende dat met het uitdeden van bier moge worden
voortgegaan, waarop den Heer van der Goes voor deszelfs vigilantie
is bedankt geworden en dat wat betreft het leveren van bier is
goed gevonden hetzelve zal blijven continueeren.
De Heer Vrijdag als gechargeert met de werkzaamheden be
trekking hebbende tot het nemen van inspectie van het hospitaal
en van de door de Fransche agtergelatene magazijnen en der
hospitaalgoederen heeft de Heeren Leden gecommuniceerd dat
Z.Ed. de sleutels had ontvangen van het magazijn van campements-
goederen en het magazijn van geneesmiddelen, dat meest alle de
Fransche beambten het hospitaal hebben verlaten, dat de Heer
Kupfer als Directeur de functie hadt op zig genomen en in
consideratie gevende tevens dat zal moeten gezorgt worden dat
een Doctor Chirurgijn Major en aide Chirurgijns zich op het locaal
ter oppassing der zieken zich bevinden. Wordende op deszelfs voor-
dragt de Heer Weymar Schultz gequalificeert tot het inventariseeren
der goederen in de magazijnen uit het gemeld hospitaal. Berigt
verder dat de caserne voor 2000 man in order is, ook voor 300
paarden terwijl zich de fournituren in goede staat bevinden.
Wat voor informatie is aangenomen.
Vervolgens is ter vergadering verschenen de Heer van Goens,
controleur van het octrooy, berigtende dat men over het algemeen
wel genegen scheen het octrooy te blijven voldoen, echter het te vrezen
was er eenige oppositie mogte worden gedaan, mitsdien proponeerde
om een publicatie te laten doen ten einde aan de goede ingezetenen
VARIA OVER 1813.
226
I