IV.
den
Parijs, 16 November 1813.
Wel Edel Geboore Heer
BRIEF van den Maire RAN SCH1NNE aan
adjunct-Maine FABER FAN RIEMSDIJK.
Baron Quinette de Rochemont, Directeur Général de la compta-
bilité des Communes et des Höpitaux, prés le Ministère de l’Intérieur.
2) Savary, hertog van Rovigo, minister van politie.
Hoewel zeedert mijn vertrek uit Holland niets bijzonders aan
UWEdgebte melden hebbende, wil ik echter niet langer vertoeven
UWEdgeb: eenige letteren te doen toekomen; wij zijn te Parijs
in goede welstand aangekoomen, dog niet zeer opgebeurd door de
tijdingen van de leegers, die wij te Antwerpen reeds vernaamen,
ook zijn de weegen ons gansch niet meegevallen, zoodat onder-
scheyde reysen daardoor eenig ongemak aan mijn rijtuyg is ver
oorzaakt ’tgeen mij eenigsints heeft opgehouden; bij onze komst
alhier hebben wij de gerequireerde bezoeken bij alle de ministers afge-
legt en volgens de aanschrijving op Zondag den I4de ’t addres van de
municipaelen Raed van den Haag aan haare Majesteyt de Keyzerin
overhandigt, die ons beneevens 7 of 8 andere deputation waar
onder die van Rotterdam, allerminsaemst heeft ontfangen en toege-
sprooken; behalven door de minister van Binnenlandsche Zaaken
die ons ten uiterste vriendelijk bejeegende, zijn wij in onze tournee
bij de Ministers nergens ontfangen als bij de Staatsraad Quinette
en den Hertog van Rovigo 2), en met deeze laatste zijnde de chef
van de Policie had ik nog al een vrij interessante conversatie, en
die mij niet onduidelijk te kennen gaf hoezeer men hem door de
gedaane rapporten teegen ons geindisponeert had, ik zogt zijn
Excellentie zoo veel in mijn vermoogen was te overreeden, dat de
administrative authoriteyten bij alle voorkoomende geleegenheeden
altoos alles in ’t werk gesteld hadden dat men van hun kon ver
langen, dat ik in mijn particulier mij niets dienaangaende te ver
wijten had, dat ik meende als een eerlijk man mijn plicht betracht
231
VARIA OVER 1813.