UITTREKSEL uit de eigenhandige aanteekeningen van
J. J. QUARLES, ambtenaar ter Préfectuur.
...Toen het Koningrijk Holland in December 1810 door Napoleon
in het Fransche Keizerrijk was ingelijfd geworden, werd hier ook de
Militaire Conscriptie ingevoert. Dewijl hij die, voor de Hollandsche
Departementen, eenige jaren achteruit deed werken, zoo wierden
de in 1788 geboren jongelieden daaraan mede onderworpen, en
was ik dus ook daarin vallende; moest medelooten en trok een
dienstplichtig nummer.
Ongezind om als gemeen soldaat uit te trekken stelde ik eenen
rempla^ant, zekeren O. Z., die ik door onzen chirurgijn Van Luunen
zorgvuldig had laten onderzoeken en die door hem was goedge
keurd. Toen ik hem echter aan den Préfet van het Departement
der Monden van de Maas, den Baron Goswin Joseph Augustin de
Stassart, president van den Raad van Conscriptie aanbood, wierd
hij door den Franschen chirurgijn-majoor, en op diens advies ook
door den Raad afgekeurd. Daar mij slechts drie a vier dagen
wierden vergund om, wilde ik niet zelf marcheeren, eenen andere
remplapant te zoeken en op te leveren, zoo had dit veel moeite
in en kostte veel geld. Eindelijk vond ik zekeren W. v. E., die
goedgekeurd en aangenomen werd. Een paar dagen nadat mijn
tweede rempla^ant goedgekeurd en geïmmatriculeerd was geworden,
vernam ik tot mijne groote verbazing, dat de voor mij afgekeurde
O. Z. als rempla^ant was aangenomen voor den Heer P. C. S.,
en dat deze goedkeuring was verkregen door den Franschen
Chirurgijn-Majoor te winnen.
Het is te begrijpen, dat ik (hoe onvoorzigtig dit welligt ook ware)
in mijn jeugdige drift en gewoon mijn gevoelen onbewimpeld te
uiten, mij daarover zoowel in gezelschap als in het publiek, ten
sterkste uitliet en op die Fransche knoeijerijen niet weinig uitgaf.
Dit kwam den Préfet De Stassart ter ooren, hij won informatiën
in, zoowel omtrent de toedragt der zaak als omtrent mijne familie
en onzen stand en betrekkingen in de maatschappij, en daar hij
VARIA OVER 1813.
239
VI.