en de Secretaris-Generaal der Prefecture stelde een stuk op, waarin hoog werd opgegeven van de verknochtheid, liefde en trouw der Ambtenaren bij de prefecture; dat zij tot alle opofferingen bereid waren om daarvan aan den Keizer te doen blijken, en dus ook besloten hadden gelden bijeentebrengen, teneinde daaruit eenige cavalleriepaarden aan te koopen en die aan H D. aantebieden, enz. enz. Hij bracht dit stuk ter teekening rond bij de ambtenaren der prefecture, en nadat dit door drie a vier Hoofd- en andere ambte naren van wien hij zeker was ondertekend was geworden, bood hij mij dit ook aan. Daar ik echter zoodanige verknochtheid en liefde voor den Keizer in geenen deele bezat en al meer en meer van hem afkeerig werd, dagelijks ziende welk ongeluk zijne onver- zadelijke heerschzugt over ons vaderland en alle andere volken bragt, terwijl ik tevens verontwaardigd was over de inhoud en de bewoordingen van het mij ter onderteekening voorgelegde stuk, zoo weigerde ik het mede te tekenen en in jeugdige drift ontstoken, zeide ik in openhartige en krachtige doch welligt minder voorzigtige bewoordingen de redenen daarvan aan den aanbieder van het stuk en wel in tegenwoordigheid van al de ambtenaren der iste en 2de Divisie. Deze mijne weigering had tengevolge, dat geen een ambte naar meer wilde tekenen en de steller van het stuk verder geen bijval meer vond. Dit alles wierd dadelijk ter kennis van den Prefect de Stassart gebragt, die mij bij hem ontbood en mij de redenen afvroeg waarom ik weigerde te tekenen. Ik herhaalde hem woordelijk hetgeen ik aan den Secretaris- Generaal gezegt had, zonder er een woord van achter te houden, er bijvoegende dat indien er een Keizerlijk Decreet bestond, dat dusdanige gift beval, ik er mij aan zoude onderwerpen, doch indien het slechts eene vrijwillige schenking moest zijn, uit liefde en ver knochtheid voor den Keizer en deszelfs regeering ontsproten, ik dan weigerde daar ik niet tegen mijn gemoed wilde handelen. Hij ontstak in woede, temeer daar voorzeker alles uit zijn koker kwam, zeidedat hij mij al sedert eenigen tijd verdacht had ge houden van haat jegens den Keizer te koesteren, en zelfs met anderen tegen hem zamentespannen, noemde mij chef de complot, en dreigde mij te zullen doen arresteeren en met de Gendarmerie naar Parijs te zullen doen overbrengen, enz. enz. Ik repliceerde 241 VARIA OVER 1813. 16

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 249