/I I voor idiote staatsambten bekleedden: wagenmeester-generaal in de eene tak, en ontvanger-generaal der Unie in de andere, was men er van vader op zoon. De erven van den Ontvanger-generaal Johan D. bezaten in 1627 nog f 250.000 onverdeeld, de erven van Johan den Oude nog 60.die van Francois nog 40 duizend gulden. Het jongere geslacht dat echter tegen het einde der 17de eeuw tot het allerrijkste van den klaag zou behooren, begon nog bescheiden. Johan, de heer van St. Annaland, ontvanger-generaal bezat reeds 80.000, maar Philips, die spoedig huwen zou met Huygens’ zuster, stond nog slechts voor 25.000, terwijl hun beider erven in 1674 niet minder dan 938.000 te verdeelen hadden. Er zal, wanneer ik in de gelegenheid zal zijn ook het cohier van dat jaar uittegeven trouwens in tal van gevallen op zulk een zeer belangrijk accres van vermogen in dat tijdsverloop gewezen kunnen worden. Om reeds enkele voorbeelden te noemen in 1627 komt het lid van den Hoogen Raad Francois Fagel met een vermogen van 50.000, zijn „innocente”, d. w. z. broer had voor zijn part 12.000. In 1674 hadden de erven van zijn weduwe 60.000 nog onverdeeld, zijn oudste zoon de griffier ook nog eens ƒ58.000. zijn tweeden zoon de raadpensionaris 40.000, zoodat als wij bedenken, dat de Raadsheer een zeer talrijk gezin had, de vermogens-aanwas wel heel in het oogvallend mag heeten. Daar was voorts de familie Dedel: in 1627 vinden wij slechts Johan, lid van het Hof van Holland met 4000.den advocaat Jacob met 6000.— en de wed. van den advocaat Joris met 8000.in 1674 vinden wij een viertal leden dezer familie met tezamen 259.400. Willem de Groot, die in dit cohier voorkomt voor boek stonden voor 1674 voor 300.000. leven met 80.000. 14.000. liet zooveel meer na, dat zijn erven in 1674 te ruim 55.000. Constantijn Huygens, in aangeslagen, begon in 1627 zijn huwelijks- en bij beschouwing van dat verschil dient bedacht te worden dat in 1674 zijn kinderen reeds hun moederlijk erfdeel zullen hebben gekregen, (van een van hen, Constantijn, kunnen wij dat terugvinden in de 50.000.waarvoor hij aan geslagen is), bovendien, dat de dichter-staatsman groote ver liezen geleden had. Ik laat het bij deze voorbeelden om nog op andere dingen te kunnen wijzen. In de eerste plaats op het opvallend groote aantal i6 i HAAGSCHE COHIEREN I, (1627).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 24