Den 22 Maart 1884 werd tot Voorzitter van het Gilde gekozen L. Baron Taets van Amerongen, tot Vice-President het tegenwoordig Eerelid J. E. N. Baron Sirtema van Grovestins. In dat zelfde jaar werd de schietgalerij van het Gilde vergroot en ingesloten, tot meerdere beschutting bij het schieten. In tegenstelling met de luisterrijke viering van het 40-jarig bestaan van het Gilde, werd het 50-jarig bestaan niet gevierd. De Voor zitter herinnerde in de vergadering van 25 Maart 1885 eraan, dat de ongunstige toestand der kas niet toeliet voor de feestviering gelden uit te trekken. Op voorstel van den Heer van Pallandt werd echter de herdenking van het 50-jarig feest gevierd door een ge- meenschappelijken maaltijd. Den 24sten April 1885 deelde de Voorzitter mede dat H. K. H. de Prinses Hendrik door Haar vertrek zich genoodzaakt zag het Beschermvrouwschap neder te leggen en dat H. K.H. nog een prijs had aangeboden voor het te houden concours op het 50-jarig bestaan. Er werd besloten namens het Gilde aan H. K. H. eerbiedig het leedwezen te betuigen, dat de leden gevoelen bij het verlies van hunne Hooge Beschermvrouwe en tevens te danken voor den geschonken prijs. In de algemeene vergadering van 30 Mei 1885 werd op voorstel van den Voorzitter besloten de kostbaarheden, de feestbocalen van het Gilde ter betere bewaring in bruikleen aan het Gemeente- Museum af te staan en het Bestuur te machtigen daaromtrent met het Gemeentebestuur in overleg te treden. De laatste vreemdeling die lid werd van het Gilde, was de heer Mr. Isaac Bell, Gezant der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, die in de vergadering van 6 April 1887 tot Lid werd benoemd. Voorzitter van het Gilde was toen W. A. Baron de Constant Rebecque. Deze had in de vergadering van 28 Maart 1891 den treurigen plicht te vervullen het overlijden te herdenken van Koning Willem III, sedert 1837 Lid van het Gilde. In dezelfde vergadering deelde de Voorzitter mede, dat het afge- loopen jaar voorspoedig kon genoemd worden; het ledental was sedert eenige jaren wederom steeds stijgende, de finantiëele toe stand was gunstig, evenals die van het materiaal, dat weinig meer dan de gewone onderhoudskosten vergde. De lust in het schieten van de leden achtte de Voorzitter echter niet voldoende, I 274 HET HAAGSCHE SCHERPSCHUTTERSGILDE PETIT ST. HUBERT.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 282