'1/
Voor bijzonderheden zij verwezen naar Immerzeel en Kramm i. v.
vergadering „de oprichting van een standbeeld voor Prins Willem
I zou ter sprake gebracht worden, waarover hij (de minister) met
Z. M. gesproken had.” Dat in deze het initiatief bij den Koning was,
niet bij den minister, blijkt uit de persoonlijke bemoeiingen van
Z. M. in den loop van den winter en van het voorjaar van 1842.
Op Schimmelpennincks mededeeling i. d. 8 December, dat de derde
Klasse van het Instituut „niet geroepen was tot oordeel over zaken
van Schoone Kunsten”, gaf de Koning blijkbaar last de zaak bij
de vierde klasse aanhangig te makenal is die lastgeving niet be
waard, zij wordt bewezen door de missive van die vierde Klasse,
den 22en April 1842 „over de oprichting van een standbeeld voor
Prins Willem I”, die van wege Z. M. door den directeur van het
Kabinet den 3011 Mei daarna werd toegezonden aan den minister van
BZZ., tegelijk met twee modellen, waarvan Z. M. „n°. 2 had goed
gekeurd”; daarbij werd de minister gemachtigd „dit model te laten
lithographeeren en mede te deelen aan de Staten der Provinciën.”.
Wie die modellen had vervaardigd wordt niet gezegd, maar er
is toch nog wel eene aanwijzing, die tot het vermoeden leidt, dat
enkele bekende beeldhouwers zijn uitgenoodigd eene schets te maken
voor een ontwerp-standbeeld. Dit moet reeds in de eerste dagen
van Januari 1842 zijn gebeurd, want niet later dan den 2960 dier
maand wendde zich een dier beeldhouwers tot den Koning met
het verzoek eene nieuwe schets te mogen maken, omdat Z. M. op
de eerste eene aanmerking gemaakt had, en wel betreffende de
gebogen houding, waarin de Prins was voorgesteld: de bedoeling
was geweest zoo verontschuldigde zich de kunstenaar „het
denkende van den Prins als staatsman daar te stellen”.
Die beeldhouwer was Jan Antonie van der Ven, afkomstig uit
’s Hertogenbosch. Gevestigd te Rome, kwam hij in 1841 voor korten
tijd in zijn vaderland terug, en kon daardoor zijne krachten wijden
aan het beeld van Willem den Zwijger. In 1850 vestigde hij zich
voor goed weder in zijne geboortestad, waar hij niet alleen werk
in overvloed vond in de versiering der prachtige kathedraal, maar
ook verscheiden beeldwerken uitvoerde voor de leden, van het
Koninklijk Huis. 2)
De uitvoering van het standbeeld voor Willem I is hem echter
OVER EEN PAAR HAAGSCHE STANDBEELDEN.
290
I
1
1
I