296 eene voor wanneer x) Vgl. het artikel in „Die Haghe” over het paleis op den Kneuterdijk door A. J. Riko. (Jaargang 1907), o. a. blz. 87. van het standbeeld met het voetstuk tezamen en van dit laatste afzonderlijk. Misschien was dit de reden dat de beeldhouwer zich verplicht zag eene nadere berekening van kosten in te zenden, waaruit bleek dat het bedrag van 80 duizend francs aanmerkelijk zou moeten verhoogd worden. Z. M. maakte in ieder geval geenerlei opmerking daarover, maar gelastte boven de bepaalde som nog een tweede bedrag uit te betalen, en wel in vier termijnen van 5000 francs elk, en een vijfde van frs. 6719; deze laatste werd reeds den 20en Maart 1845 voldaan. Het standbeeld met voetstuk kostte den Koning dus frs. 106.719, eene voor dien tijd zeer belangrijke som. Daarin echter vond Z. M., wanneer het kunstzaken gold, gelijk wel bekend is geen bezwaar. In denzelfden tijd, waarin hij voor zijne verzameling van schilderijen zulke aanzienlijke bedragen beschikbaar stelde, ontzag hij geene kosten waar het beeldhouw werken betrof, en niet alleen liet hij zijn eigen paleis en zijn park met verschillende beelden versieren maar ook buiten de residentie verrezen er door of met behulp van 's Konings geldelijken steun: in 1846 werd o a. het standbeeld van Raimbaud prins van Oranje in de hoofdstad van het aloude vorstendom opgericht op gezamen lijke kosten van de Koningen van Nederland en Frankrijk. Dat professor Jonckbloet zich vergiste toen hij in zijne Geschiedenis der Midd. Ned. Dichtkunst (bl. 311) van het beeld van Guillaume au Cornet sprak, merkte reeds in 1858 de heer van der Does de Bye op: het was wel degelijk het beeld van Raimbaud, afgebeeld o.a. in Duhamels Orange, une ancienne capitale (p. 94.) Het ruiterstandbeeld van Willem den Zwijger, op ’s Konings bevel geplaatst tegenover het paleis in het Noordeinde en dus vóór de gotische galerijen, die de tuinen van zijn eigen paleis aan die zijde afsloten, werd den 17611 November met groote plechtigheid onthuld. De genoodigden verzamelden zich in de groote zaal van het paleis, waar de secretaris der tweede klasse van het Koninklijk Instituut eene redevoering uitsprak; de Koning met de Prinsen, voorafgegaan door een stoet van groot-officieren, adjudanten, ordonnance-offieieren, kamerheeren, geopend door den ceremonie meester, en gevolgd door de voorzitters der Staten-Generaal, de OVER EEN PAAR HAAGSCHE STANDBEELDEN. I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 304