‘TM
Uit de Notulen van den Hove van Holland blijkt, dat de Zuid-
Hollandsche synode een adres had ingeleverd om het bouwen van de
kerk te beletten, maar dat de Heeren van het Hof terecht begrepen
wegens de Gereformeerden in het Luthersche Duitschland daaraan geen
gehoor te moeten geven.
het geld, dat voor de armen bestemd was, aangezien zij veel
te gering in aantal en veel te onvermogend waren, om een werk
van dusdanigen omvang tot stand te kunnen brengen.
Nadat echter een der voorstanders van den bouw, Guiliam Bogerts,
het rekeningboekje der collecten aan Graaf Mauri ts had vertoond, waar
door Zijne Hoogheid tot
de overtuiging was ge
komen, dat de gelden op
geoorloofde wijze voor
het beoogde doel waren
gecollecteerd, kon het
werk voortgang hebben
en voltooid worden. Door
bemiddeling van hunne
hooggeplaatste, invloed
rijke geloofsgenooten,
doch vooral op aandrin
gen van den Hertog van
Saxen-Weimar bij de
Staten van Holland, verkregen zij nu ook het recht om in hun
nieuw kerkgebouw te prediken, hetgeen in 1620 voor het eerst
heeft plaats gehad.
Dat de kerk van zeer bescheiden afmetingen was, blijkt wel uit
het feit, dat zij reeds in 1628 te klein was. Toen werd eene gaanderij
aangebracht en tegelijkertijd, wegens stormschade, het dak beschoten
en een zoldervloer op de tweede verdieping gemaakt. Deze ver
bouwing, waartoe op 9 Februari werd besloten, werd gedeeltelijk
bekostigd door Rudolph Christiaan, Graaf van Oost-Friesland, die
daarvoor 250.schonk, gedeeltelijk door een legaat van ƒ100.—
van wijlen Dr. Sael.
In ditzelfde jaar werd goedgevonden om het ten zuiden aan de
kerk grenzende huis en erf aan te koopen, daar de eigenaar daar
van, een zekere Verburgh, zoodanige verbouwing beoogde, dat de
VAN DE OPRICHTING DER LUTHERSCHE GEMEENTE, ENZ.
70
1861.
I
De eerste Luth, kerk naar een steendruk van