73 Waelsdorp Joris van Waelsdorp en gingen voor f 8000.in eigendom aan de Luthersche gemeente over. Steeds meer en meer breidde de gemeente zich nu uit, zoodat in de kerk weldra plaatsruimte te kort kwam „vermits den vrou- luijden om hare stoelen te stellen geen plaets konden vinden". Aan gezien de gemeente eigenaresse was van de aangrenzende perceelen stonds niets de vergrooting der kerk in den weg dan alleen het ontbreken der daarvoor benoodigde gelden. Daarom werden de heeren Ds. Johannes Schelhaemer en Otto Langen naar Amsterdam afgevaardigd om voor dit doel eene collecte te houden, waarvan de totale opbrengst is geweest 1901 gulden en 10 stuivers. Door dit goede resultaat aangemoedigd noodigde men deze beide heeren eene maand later uit om naar Oldenburg en Oost-Friesland te vertrekken, ten einde ook daar voor de kerk gelden in te zamelen. Meer betrouwbaar dan de in 1642 uitgezonden broeders-collectanten keerden zij spoedig weer met niet-onbelangrijke bijdragen, die zij mochten ontvangen van den Graaf van Oldenburg, van den Graaf van Oost-Friesland, van diens broeder en van de Vorstin-weduwe. De voorbereiding van de vergrooting van het kerkgebouw duurde van 1656 tot 1662, in welk jaar eerst met de uitbreiding kon worden begonnen; den 14611 Juni legde Ds. Schelhaemer den eersten steen. Aan de bestaande kerk, die achter eenige huizen door een poortje van af de Zustersloot, later Luthersche Burgwal, te bereiken was, werd eene ruimte van 83 voet in de lengte en 30 voet in de breedte toegevoegd, eene ruimte die ontnomen werd aan den tuin achter het in 1656 van Waelsdorp aangekochte huis. De fundamenten van muren en pilaren werden tot op het welzand onderheid; de zuid- muur, die doorgaans twee steenen dik werd, tusschen de kerk en de woning van Lammoereux, behoorde aan de kerk en stond op haar eigen grond, hetgeen ook het geval was met den noordmuur naast het huis van Van Asperen. Ook hier bleef de kerk eigenares van den muur, De oude kerk, die nu met het aangebouwde gedeelte één geheel vormde bleef hare in 1628 aangebrachte vlakke zoldering behouden, doch het nieuwe gedeelte kreeg ruimere afmetingen. Bijna dubbel zoo breed als het oude gedeelte werd het in de lengte door vier kolommen in vijf vakken (travée’s) verdeeld, terwijl het in de breedte door de pilarenrij in twee beuken werd gescheiden. Elke beuk kreeg VAN DE OPRICHTING DER LUTHERSCHE GEMEENTE, ENZ.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 81