iï/y
74
een segmentvormig gewelf en een eigen kap en de eindgevels, van
groote vensters voorzien, lieten het licht overvloedig toetreden. Het
orgel werd in een hoek geplaatst en de kansel tegen den vlakken
muur daartegenover, beiden in het aangebouwde kerkdeel, terwijl
de loge van den Hertog van Wolfenbuttel in de predikantswoning
werd ingebouwd.
De ondernomen uitbreiding was rationeel en doeltreffend en zou
voor de eerstvolgende honderd jaren wel voldoende zijn.
Behalve de reeds genoemde Graven van Oldenburg en Oost-
Friesland hebben nog de volgende personen en steden tot den op
bouw bijgedragen. De Honing van Denemarken schonk een goede
partij hout, waarvan de waarde op 1600.— werd geschat; de
Keurvorst van Saksen droeg door bemiddeling van Ds. Schelhaemer
/'750.— bij; de Marckgraaf van Baireut gaff 250.—de Regeerende
Hertog van Sleeswijk-Holstein met zijn broeder 750.Hertog
Christiaan van Saksen en zijn broeder Hertog Maurits samen f 250.
de Magistraten van Regensburg ƒ75. de stad Dantzig ƒ250.
Augsburg 125.— en Hamburg een gelijk bedrag.
De totale kosten van den bouw hebben 7642.—bedragen, waar
van o.a. de timmerman Haesbroeck f 2150.— en de metselaar Pieter
Toll f 314.— ontvingen, deze laatste slechts zoo weinig, omdat de
kerk de kalk en steenen zelf leverde.
De vier steenen pilaren met „haere cartoesen” hebben ƒ500.—
gekost en Jacob Albregtsen van der Sijck diende voor verricht
schilderwerk eene rekening in van ƒ677.van welk bedrag hij
naderhand weer 362.— aan de kerk terugschonk.
In verband met deze verbouwing wilde het kerkbestuur de kleine
huisjes aan de zijde van de Boekhorststraat, die mede in eigendom
aan de kerk toebehoorden, veranderen en vroeg daartoe vergunning
aan het Gemeentebestuur. De gevraagde toestemming werd ver
leend, doch onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat de huisjes
roijaal zouden vertimmerd worden, waarvoor het Gemeentebestuur
tegen 3 °/0 geld wilde leenen; dit werd echter van de zijde van het
kerkbestuur van de hand gewezen onder opmerkinggelds genoeg
te hebben door de weldadigheid der Luthersche Vorsten”
De verbouwing dezer vier huisjes geschiedde alsnu door den
timmerman Haesbroeck en den metselaar Toll, die zooals gezegd
ook aan de verbouwing der kerk hadden gewerkt; bij deze ge-
VAN DE OPRICHTING DER LUTHERSCHE GEMEENTE, ENZ.
I
I