I 1 i 1 79 stootelijck”door zijn wapen zou worden vervangen, welk voorstel echter met 9 tegen 7 stemmen werd verworpen. Het plaatsen van dit grafmonument verwekte evenwel eenige wrijving onder de leden van den kerkeraad, hetgeen blijkt uit het feit, dat Ds. Colerus, die tot de voorstemmers behoorde, zich in de vergadering van 28 Mei beklaagde, dat hem een blauwboekje was toegezonden met den titel„Seedige anmer- „kinge en grondig tegeberigt, op „een verhael van Ds. Colerus „aangaende het Epitaphium van „den overleedene Heer Schel- „haemer.” Bij eene volgende vergadering was de vrede echter weer hersteld. Wat ter wereld den heer Colerus en zijne 6 medeleden bewogen heeft iets aanstoo telijks te vinden in het portret van den overledene op diens grafmonument zal velen met mij wel een raadsel zijn. Immers het was vroeger en ook in den tijd, waarin dit voorval plaats heeft, de gewoonte om de over ledenen op de te hunner eer opgerichte monumenten af te beelden! En de beeltenis van den afgestorven predikant op het te zijner eer opgerichte epitaphium was waarlijk toch zeer bescheiden Wij kunnen er geene andere verklaring aan geven, dan dat men het gepaster vond, dat een predikant den eenvoud betrachtte en zich niet door zijne beeltenis liet vereeuwigen. Het monument was echter een knap en rijk stuk werk, uitgevoerd door den steenhouwer I. Haunart. Het stelde voor een sarcophaag, waartegen in een medaillon de buste van den overledene in predikants- kleeding was aangebracht; twee groote vrouwenfiguren waren ge- VAN DE OPRICHTING DER LUTHERSCHE GEMEENTE, ENZ. Gedenkteeken voor Ds. Schellhammer. l|l BI^I^IIIIIIIMWIIHIIII.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 87