8o zeten op de uithoeken der tombe, de eene met eene brandende toorts in de linkerhand, met de rechter het betraande gelaat be dekkend, de andere een banderole vasthoudend, waarop zij met de linkerhand wijst, daardoor te kennen gevend, dat al hetgeen de overledene op aarde heeft verricht in het boek der eeuwigheid is opgeteekend. De achtergrond bestaat uit twee pilasters met een kroonlijst, waarboven een medaillon is aangebracht, waarin zich een pelikaan bevindt, die het bloed uit zijne borst pikt, om daar mede zijne jongen te kunnen voeden. Het randschrift luidt: „De liefde ivas mijn werk voor God en Zijne kerk" Tusschen tombe, pilasters en kroonlijst is eene omlijsting aange bracht, waarin een Latijnsch opschrift en daaronder zijn, als attributen van studie en geleerdheid, boeken, een globe, een zand- looper en een perkamentrol afgebeeld. Wij hebben reeds meermalen gezien, dat de Kerkeraad zich be ijverde om de aangrenzende woningen aan de kerk te trekken; zoo ook op 9 Februari 1701 toen door den voorzitter aan de vergadering werd medegedeeld, dat hij vernomen had, dat de andere helft van het huis, gelegen aan den Burgwal ten noorden van de kerk en toebehoorend aan den heer Van Nispen, te koop was. Staande de vergadering werd eene deputatie van twee heeren uitgezonden om den eigenaar daarvoor f 2.000.— te bieden, met dit gevolg dat de Luthersche gemeente den 2ien derzelfde maand voor f 2100. eigenaresse werd van het bewuste pand. Tot op 7 November 1707 valt niets bijzonders omtrent het kerk gebouw te vermelden. Op dien datum echter komt de koster op een vergadering meededen, dat er een boodschap van den Burge meester is gekomen, dat, indien de Kerkeraad daartegen geen be zwaar heeft, men den overleden Baron Sparre in de kerk mag begraven; aangezien terzelfder tijd een daartoestrekkend verzoek was ingekomen van den Adjudant-Generaal Ancreel, werd met algemeene stemmen daartoe vergunning verleend. Het graf werd gemaakt binnen het doophek vóór de predikanten- bank en de teraardebestelling had plaats op Maandagavond, den nen November van dat jaar. 2) x) Dit vrij groote opschrift is opgenomen in de „Beschrijving van ’s-Gravenhage door Mr. Jacob de Riemer” 1730, ie deel, pag. 418. 2) Voor Generaal Sparre werd, evenals voor Johannes Schelhaemer, VAN DE OPRICHTING DER LUTHERSCHE GEMEENTE, ENZ.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 88