te vergrooten en naar het midden van de gaanderij te verplaatsen. Een
accoord werd toen getroffen met den timmerman Van Meurs, die
het vergrooten en verplaatsen volgens opgemaakt bestek aannam
voor de som van ƒ600. terwijl de orgelmaker Garrels voor de
door hem, eveneens volgens bestek en teekening te verrichten werk
zaamheden, ƒ700.— zou ontvangen. Kort daarop, nl. op 17 September
van hetzelfde jaar, werd evenwel besloten om het orgel in den hoek
bij de school te plaatsen, voor welke verplaatsing, reparatie en
verfraaiing een bedrag van f 1900.— werd opgenomen.
Daar onder het orgel geen pilaren waren ontworpen, hebben
vier diakenen in April 1724 daaronder twee steenen pilaren met
toebehooren op eigen kosten doen aanbrengen.
Wij zagen dat reeds vroeger eenige voorname personen in de
kerk begraven zijn. Ook Generaal Freijman wilde dit voorrecht
genieten en verzocht daarom op 15 Januari 1732 door tusschen-
komst van Ds. Maarssen om na zijn overlijden in de Luthersche
kerk te worden bijgezet, waarvoor hij beloofde de kerk in zijn
testament te zullen gedenken. Dit verzoek werd met algemeen goed
vinden toegestaan en, toen de generaal het jaar daarop kwam te
overlijden, werd hij in de kerk begraven; bij testamentaire beschik
king werd daarvoor aan de Luthersche gemeente f 1000.— uitge
keerd, benevens f 500.— voor het graf.
Omstreeks dezen tijd was de heer Preijs gezant van Zweden en
woonachtig te ’s-Gravenhage. Deze hooggeplaatste persoon was
zeer godvruchtig en verzocht daarom aan Ds. Pambo om „privatum
in sijn Huijs het heilige Avondmaal te willen genieten’Ds. Pambo
wees Z. Excellentie op artikel 5 van het 4e hoofdstuk der kerke
lijke ordonnantie, waarin het gevraagde uitdrukkelijk verboden
werd, doch deed hem tevens weten, dat hij het verzoek bij het
Consistorie zou overbrengen. En met eenparigheid van stemmen
besloot het Consistorie aan het verlangen van Z. Excellentie te
gemoet te komen, daarbij overwegende, dat bedoeld artikel niet op
Heeren Ministers van toepassing was.
In de vergadering van den kerkeraad van 7 December kwam een
kroonlijst dragen, waarop is afgebeeld het wapen van den overledene
tegen een achtergrond van oorlogsattributen.
Tusschen de pilasters is een opschrift aangebracht, dat evenals dat
van Schelhaemer te vinden is bij „De Riemer”, ie deel, pag. 417.
8a
VAN DE OPRICHTING DER LUTHERSCHE GEMEENTE, ENZ.
I
t