89 geplaatst, waarbij voor het Weeshuis tegen a.s. Mei 1737 een ge huwde Vader, tevens schoolmeester zijnde, werd opgeroepen. Aan de betrekking werd verbonden eene wedde van f 200.— ’s jaars met vrije kost en inwoning. Drie sollicitanten boden zich aan, nl. Jan Gölner te Amsterdam, die bij het afgenomen examen „redelijk voldaan” had, Nicolaas de Jonge, eveneens uit Amsterdam, die „zeer weinig genoegen gegeven” had, en Hendrik van Doornum uit Hattum, die van allen „het meest voldaan” had. Laatstgenoemde werd dan ook benoemd bij besluit van 10 Maart 1737 en ontving eene nieuwjaarsgift ter discretie van de Regenten. Den ouden, tijdelijken Vader en Moeder van het Weeshuis werd vrijheid gelaten om te vertrekken of met de andere „subjecten” van het huis daar te verblijven. Reeds een jaar na zijn benoeming ontstond tusschen de Regenten en den nieuwen Weesvader een gespannen verhouding, veroorzaakt door het overhandigen van een impostbriefje door confrère Van Meurs, hetgeen volgens het reglement had moeten geschieden in tegenwoordigheid van twee mede-Regentenhet einde hiervan was, dat de Weesvader tegen het volgend jaar ontslag nam. Talrijke mutaties in de betrekking van Weesvader hebben sedert dien plaats gehad. In de plaats van Van Doornum kwam Pieter Blom en diens echtgenoote, doch deze was alleen als binnenvader aangesteld, terwijl een zekere Brouwer de functie van schoolmeester waarnam. Blom en zijne vrouw kregen slechts ƒ50.— ’s jaars plus een nieuwjaarspresent; Brouwer daarentegen ƒ110.per jaar. Op 1 October 1739 kwamen reeds klachten in over het echtpaar Blom, waarop hun in December werd medegedeeld, dat zij met 1 Mei 1740 zouden ontslagen zijn. Na afgelegd examen werd vervolgens op 27 Maart benoemd Ernst Fred. Tileman op een salaris van ƒ200. doch blijkens een schrijven van 6 April d.a.v. heeft deze het beroep van Weesvader niet kunnen aannemen „wijl hij sijne schouders veel te schwack bevonden hadde” In zijne plaats werden toen benoemd Frederik Schnel uit Leiden met diens huisvrouw, op eene wedde van/150. ’s jaars en tot schoolmeester J. F. Brouwer, eveneens tegen/150.— per jaar. Vermoedelijk is dit dezelfde persoon, die in 1738, tegelijk met Blom als binnenvader, werd aangesteld en wiens betrekking toen misschien slechts van tijdelijken aard was. VAN DE OPRIGHTING DER LUTHERSCHE GEMEENTE, ENZ.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1913 | | pagina 97