de Weesvaders
om terug te keeren
In Mei 1743 deden zich omstandigheden voor, die de Regenten
noodzaakten Schnel en diens vrouw aan te zeggen, dat zij onmid
dellijk het Weeshuis moesten verlaten. Reeds op 5 Juli d.a.v. werd
uit een vijftal candidaten een nieuwe benoeming gedaan, nl. van
Benedictus Daniël de Scherwiensky de Radon, die als Vader en
schoolmeester te gelijk op een salaris van f 150.— per jaar werd
aangesteld.
Ongeveer anderhalf jaar later, op 3 December 1744, kwamen
wederom klachten over den Weesvader in, nl. dat deze te streng
was in het kastijden der kinderen en de orders van Regenten en
Regentessen niet nakwam; hij werd daarover gereprimandeerd, ver
ontschuldigde zich en beloofde voortaan zijn plicht te zullen doen.
Toch bleek hij niet de geschikte persoon te zijn, want op 5 September
1745 moest hij wederom op zijn plichten gewezen worden, daar
hem ten laste werd gelegd misbruik maken van sterken drank,
zwaar vloeken, slechte voorbeelden geven en gebrek aan eerbied
jegens zijne overheden. In 1746 wordt hij beschuldigd van zijne
vrouw te slaan en haar bij de haren over den grond te hebben
gesleurd. Toen hiernaar een onderzoek werd ingesteld, vond de
schuldbewuste Weesvader het maar raadzaam zijn ontslag aan te
vragen, hetgeen hem dan ook op 10 Mei 1746 volgaarne werd ge
geven. Michael Splissener- wordt nu tot zijn opvolger benoemd op
eene jaarwedde van f 175.Reeds in Juli van het volgend jaar
moet dezen eene berisping worden toegediend, doch in 1750 maakt
hij het zoo bont, dat de Regenten, door lidmaten der gemeente
onderricht, hem wegens plichtsverzaking moesten aanklagen, daal
de weeskinderen in eene herberg waren aangetroffen, daar gedanst
en ruzie gemaakt hadden en bij gelegenheid van de kermis des
middags niet thuis hadden gegeten. Wel is waar werd een en ander
door hem ontkend, doch de kinderen zelf vielen door de mand en
erkenden deze feiten.
Nemen wij thans afscheid van
tot den Kerkeraad.
Zoodra het Weeshuis was tot stand gekomen, werden door het
Kerkbestuur middelen beraamd om de inkomsten van het Wees
huis geleidelijk te doen toenemen, opdat het eenmaal zichzelf zou
kunnen helpen. Daarom werden de volgende maatregelen genomen
of voorschriften vastgesteld
VAN DE OPRICHTING DER LUTHERSCHE GEMEENTE, ENZ.
90
1