I25
volk, ook tegenover het buitenland, die het zijne gedaan heeft om
Hollands vlag in den vreemde hoog te houden. Belangwekkend
mensch als staatsdienaar, afgezant, dichter, componist, geleerde,
landedelman, onvermoeid werkzaam; vol belangstelling in het rijke
leven zijner dagen. Krachtig man, wiens zinnelijkheid onverbloemde
taal spreekt, ruw vaak en grof, doch uit wiens verborgen harte-
bronnen ook teere woorden opwellen tot de kleine vogels, die komen
nestelen tusschen de vensters van het huis op Hofwijck. Een vast
gemoed dat niet smolt in blijde weelde, maar waarop de tegen
spoed afstuitte als op een taai schild. Autobiograaf eindelijk, die
ons door zijne omvangrijke schriftelijke nalatenschap in staat heeft
gesteld hem in al deze en in andere opzichten te leeren kennen,
zooals wij dat bij misschien geen zijner tijdgenooten vermogen.”
Vervolgens geef ik het woord aan Potgieter, die Huygens, zijn
geestelijken vader, aldus beschrijft: „Constantijn levert een der
treffendste voorbeelden op, dat ware oorspronkelijkheid ook onder
de veelzijdigste beschaving niet te loor gaat; dat getrouwheid aan
beginselen ons in alle betrekkingen de achting en liefde der voor
treffelijkste tijdgenooten, der billijke nakomelingschap waarborgt.
Allerlei uitspanningen, allerlei kunsten, allerlei wetenschappen waren
hem lief en waard, zin voor vreugde, zin voor het schoone, zin
voor kennis vereenigden zich in hem, een der beminnelijkste
menschen die ooit hebben geleefd (en die, voeg ik er met de woorden
van Fruin bij, met het klimmen der jaren steeds zachter en be
minnelijker is geworden). Velerlei landen en volken, velerlei talen
en zeden leerde hij, zoowel in de stilte des studeervertreks als door
gezantschappen in den vreemde, kennen en schatten zijne huma
niteit won er bij, schoon zijne vaderlandsliefde er niet onder leed,
een der beste burgers van onzen staat. Open oog en oor voor
allerlei toestanden, die eigenaardige trek van eenen waren dichter,
voor wien niets te laag is om het tot zich op te beuren, niets te
hoog om het als zijne stof te beheerschen, vertaalde hij bloem-
lezingsgewijze en onderwierp eigen voortbrengselen aan den strengen
toetssteen, dien hem uitheemsche vernuften in handen gaven: een
der veelzijdigste letterkundigen zijns tijds. Burger in de stad, hove
ling in de vorstelijke zaal, buitenman op het veld, schijnt hij overal
te huis, in het leger als op de beurs, in de werkplaats als op het
tooneel, in het vooronder van een beurtschip als in het kabinet
CONSTANTIJN HUYGENS.