136
deel
r) Eymael, Hofwijck, bl. VIII.
2) Historische Studiën, 1, 173 vlgg.
i
dat reeds zijne achterkleindochter een deel van den grond ver
kocht (1750); dat het huis, na in de handen van verschillende
eigenaars te zijn overgegaan, in de 19de eeuw zelfs een tijd lang
heeft gediend als fabriek, „ten einde door middel van stoom het
vet of smeer en verder alle zelfstandigheden ligter dan water tot
een staat van volkomen zuiverheid te brengen” 1), ja dat het
zelfs gevaar heeft geloopen in sloopers handen te vallen en dat de
grond als bouwterrein zou worden verkocht. O, indien hij dit kon
vernemen en aanschouwen, hoeveel grooter nog zou zijne droef
geestigheid zijn dan die van den bekenden Huygens-bewonderaar
Veegens na zijne „wandeling naar Hofwijck” 2).
Gelukkig dat er een betere geest is ontwaakt en dat het gevoel van
piëteit jegens den beroemden Hollander en zijn wereldberoemden
zoon geleid heeft tot de stichting der Hofwijck-vereeniging. Thans
bestaat de hoop, dat de op ons klevende smet wordt uitgewischt
en dat wij den dichter niet met een blos van schaamte en neer
geslagen oogen zouden behoeven tegen te treden, indien hij ons
vroeg, wat het nageslacht voor hem heeft gedaan ter vergelding
van al hetgeen hij zijn lange leven lang heeft verricht voor de
grootheid van vorstenhuis en vaderland.
CONSTANTIJN HUYGENS.
1'