L
in welcken ghevalle de eene naer den anderen terstondt zal ge
houden zijn mede ghelijcke Teijckenen te doen, omme op het Landt
mede daer op te mogen vuijren ende kleppen, sulcks als vooren:
Lastende en bevelende de voornoemde Gecommitteerde Raden
een yegelijck, dien het aengaen magh den voornoemden Bailliuw
hierin te doen en laten geschieden alle vordernisse, hulpe en
assistensie.”
Een dergelijke commissie werd ook gegeven aan Willem van
Sonnenbergh, Bailliuw van Monster, die had te zorgen voor het
bewaken van de kust, van Scheveningen tot de Maas.
Maar alle voorzorgen bleken ten slotte onnoodig geweest te zijn,
men weet hoe treurig het met de Armada afliep.
In het laatst van de i6e eeuw deden de zeeroovers van Duin
kerken van zich hooren; zij vielen niet alleen de koopvaarders aan,
maar ook de arme visschers.
In September van het jaar 1599 werd een pink van Wijck op Zee
gerantsoeneerd. De roover bleef voor het dorp liggen tot de stuurman
de losprijs betaald had. Op de tijding hiervan werd door de Staten
van Holland gelast, dat te Scheveningen dag en nacht aan het strand
werd gewaakt.
Het was geen wonder dat de Staten van Holland en de lands
advocaat Johan van Oldenbarnevelt van oordeel waren dat aan de
rooverijen van die Duinkerkers voor goed een einde moest komen;
maar zulks was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Een heele expe
ditie werd daarvoor op touw gezet. Maurits behaalde wel een over
winning bij Nieuwpoort op de Spaansche legerbenden, maar van
een straffen der Duinkerkers kwam niets en zooals blijken zal gingen
deze in de 17® en i8e eeuw daarmede ongestoord voort.
In 1628 werden tegen de Duinkerkers oorlogsschepen uitgezonden;
de visschers klaagden toen steen en been over hun rooverijen.
In 1641 op den I7en Januari, kregen Gecommitteerde Raden be
richt van de Regeerders van ’s-Gravenhage dat de bewoners van
Scheveningen „in groote bekommernisse” waren, dat het dorp zou
worden „gespoilleert en verbrandt” door den vijand, die zich dage
lijks met 8 tot 10 fregatten op de kust vertoonde.
Den 2en December van dat jaar verzochten „de gemeene Stuijr-
luijden van de dorpen aan de Zijde” aan de Staten van Holland
om eenige fregatten of andere kleine vaartuigen om de kust te be-
142
AAN WELKE GEVAREN DE SCHEVENINGERS, ENZ.