U7
uren in zee zijn gestoken om vervolgens met hun zaijen-netten te
visschen; dat zij deposanten in zee zijnde, sterk hebben horen can-
nonneren en met de voorsz. Pink na de Maze coers settende, tus-
schen ter Heijde en ’s-Gravensande heeft slaags gezien twee groote
schepen, zijnde het eene een Engels oorlogschip en het andere een
Frans fregat, voerende na zijn meening 32 stukken canon, hebbende
beiden de vlag van ’t agterschip waijen.
Dat een weinig van dat gevegt benoorden zeewaards in, zig nog
wel hadden bevonden Twee oorlogschepen, soo deposanten meenden
van gelijke groote, dog niet ingewikkeld in ’t voorn, gevegt.
Dat zij deposanten daar zeijlende en vissende, het gevegt der
twee eerstgenoemde schepen, met zijn eerste deposants scheepsvolk
tot het einde heeft gezien.
Dat hem eerste deposant onder ’t gevegt van zijn Bootsgezellen
een en andermaal was versogt om wat nader aan de slaags zijnde
schepen te zeijlen, dog dat hij dept, dat haar hadde geweigert, om
zig met zijn toevertrouwt vaartuig in geen gevaar te begeven.
Dat het Franse schip van het Engelse meer en meer in’t naauw
gebragt zijnde, strantwaarts cours zettende en vervolgens op de
eerste Bank is vastgeraakt.
Dat het Engelsche oorlogschip alsdoen nog eenige schoten uyt
zijn canon op het Fransche schip, gelijk ook het Fransche schip
op het Engelsche heeft gedaan.
Dat door ’t stoten en vervolgens vastraken van’t Fransche schip
de twee niet in actie geweest zijnde Engelsche schepen, die geen
genoegzame wind tot zeijlen hadden, tijd wonnen om nabij’t Franse
schip te komen een van de deselve Engelsche schepen in ’t nevens
zeijlen eenige canonschoten op ’t Fransche schip af brandde.
Dat hij eerste deposant ziende het gevegt ten eijnde te zijn, is
geresolveert met zijn pink op te zeijlen, om te zien of hij van eenig
nut aan de gequesten van d’een of andere zijde, wezen konde.
Dat zulks evenwel met vreeze gepaart was, doch na overleg met
de bootsgezellen, nogtans was geresolveert het te onderneemen,
ten minste wat nader daarbij te komen, en te zien wat haar weder
varen zoude.
Dat het Engelsch schip na zijn deposants gedachten alsdoen in
groote verlegentheid zich met de twee anderen bevond.
Dat zij deposanten ondertusschen so digt naderde, dat hen boven
AAN WELKE GEVAREN DE SCHEVENINGERS, ENZ.
JB