van naderhand was afgestapt, ziende dat het niet mogelijk was, alzo ’t schip te vast in ’tzand zat en reets te veel water in hadde. Dat' zij deposanten den 2Ón des ogtens hebben gezien ’t Franse schip in Brand en in den aanvang wel hevig begon, maar vermits de vloed aanquam, de zee daar verscheidene reizen zodanig over liep, dat de sterke vlammen daar door wierd gestuijd. Dat de Engelsche schepen krijgende daar na een voordelige wind en getij, eerste deposant daarvan volgens eene reeds te voren ontfange ordere, kennis had gegeven, zij ook toestel maakte om voort te zeijlen, gelijk zulks des maandagsmiddags ten een uur den 26s haar gelukte, hem deposant zeer bedankende voor desselfs dienst, van den Captn bequam een briefje op 't welke hij deposant van den Heere Envoyé York heeft ontvangen vijftig ducaten, zijnde den 28° ’s morgens ten tien uure. Dat bij het afscheijd neemen den Capteijn hem eerste deposant deed aanzeggen, dat hij, nog zijne medeburgers zig op het doe nog brandende schip niet moesten begeven, of kort daaromtrent komen, want dat het zoude konnen gebeuren, dat het schip zoude springen, alzo al het kruijt door hem was gelaten in desselfs kamer en dat daar nog al wat in was, dat zij deposanten doe zijn weggezeijlt en door tegenwind en verloope getijd, des avonds ten negen uure op Schevening voorn, zijn terug gekomen, eindigende hiermede hunne gegeven verklaring, gevende voor redenen van wetenschap als in den text en in ’t geen voorsz. is alzo gehoord, gezien en bijgewoond te hebben, presenteerende des noods ende daartoe versogt zijnde deze met solemneele eede te bevestigen. Met betrekking tot deze zaak werden nog gehoord twee andere zeelieden. De eerste was Jacob Cornelisz. Plugge van de Pink de „Jonge Cornelis” die verhaalde dat zij Zaterdag 24 Januari 1761 des voor- middags in zee zijnde, twee kloeke schepen in gevecht zagen. Het eene, een Fransch fregat, raakte op de eerste bank vast. Toen van ’t Engelsche schip op hen geschoten werd, roeiden zij er heen. Leendert Pronk, die wat Engelsch verstond ging aan boord en in de hut van den kapitein gebracht, vroeg deze hem hoeveel afstand er was tusschen zijn schip en Den Haag. Zijn antwoord was: „wanneer hij aan de wal stont, kon hij binnen den tijd van drie 150 AAN WELKE GEVAREN DE SCHEVENINGERS, ENZ.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1914 | | pagina 160