T52
„Op huiden den 24 April 1762 compareerden voor mij Boudewijn
de Witt, openbaar notaris op den Dorpe Scheevening resideerende
Ary Pronk, stuurman, Teunis Joppe Taal, Maarten HuijgeBloken
Ary Gerritsz. Taal, matroosen, enz.
Dewelke verklaaren dat zij deposanten hun met hun Pink op
Woensdag den 21 deeser loopende maand des namiddags omtrent
drie uuren bevonden in zee op de hoogte van Wassenaar, na gissing
een half mijl van de wal.
Dat hun deposanten aldaar is genaderd een Engelsch Tweemast-
scheepje, met Fransch volk bemand en soo hun deposanten door
de voorschreeve manschap wierd gesegt, was het voorsz. schip
prijs gemaakt door de Fransche kaper, die op dien zelven namiddag
door een Engelsche kaper nabij Scheevening, in het gesigt van
de deposanten was op strand gejaagd.
Dat de aan boord van de voorsz. Prijs zijnde manschap hun
deposanten versogten bij hun te willen blijven, en te helpen om de
voorsz. Engelsche kaper, dewelke alsdoen nog bezig was om de
voorschreeve Fransche kaper te ruïneeren, te ontvlugten.
Dat zij deposanten doen neevens de Engelsche Prijs na de wal
zijn gezeilt, alwaar de Franschen de voorsz. Prijs nabij het Wasse-
naarsche slag teegen het strand hebben geset.
Dat terwijl sij deposanten neevens de Prijs na de Wal steevende,
de daar op zijnde Franschen het staande Wand van de Masten
aan de eene zijde van het schip loshakte en vervolgens op het
strand vast geraakt zijnde, kapten doen aanstonds de masten en
wierpen deselve, neevens de zeilen, touwwerk en andere scheeps-
gereedschappen, over boord in zee.
Dat de Franschen wijders uit het gestrande schip in de boot
zijn gevlugt, en daar meede aan land gekoomen zijnde, hakten doen
een groot gat in de boot, en maakte deselve geheel onbruikbaar.
Dat de Engelsche kaper, nadat de Fransche kaper was verbrand,
’s avonds omtrent ses uuren omtrent de voorsz. Engelsche Prijs
is geankert, waarop een sloep met manschap aan boord naar de
op strand gesette Engelsche Prijs is gevaaren, als wanneer zij depo
santen van daar zijn vertrokken, sonder gesien te hebben wat de
Engelsche aldaar aan boord gedaan hebben.”
Jan van der Lubbe, duinmeijer en Theunis de Ruijter wisten nog
mede te deelen dat de Prijs was een Engelsch scheepje, geladen met
AAN WELKE GEVAREN DE SCHEVENINGERS, ENZ.